hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

welke 2 typen van sociale cognitie zijn er?

A
  1. automatisch en 2. gecontroleerde sociale cognitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is automatische sociale cognitie?

A

manier van denken die snel en automatisch is, bijv. remmen voor een kind of dat je een klaslokaal niet verward met een feest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is gecontroleerde sociale cognitie

A

manier van denken die meer inspanning kost, weloverwogen, dit is een seriele inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een schema bij automatisch denken? en een script?

A

schema: bij een verjaardag horen verschillende concepten (slingers, taart, zingen) en een script hoe je je gedraagt in zo’n gebeurtenis, hoe het verloopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom hebben we schema’s?

A

helpen de wereld te organiseren en gaten in de kennis op te vullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wie is Oliver Sacks?

A

bekende neuroloog, korsakov onderzoek en ontdekte dat mensen schema’s verzinnen terwijl ze dat niet meer kunnen omdat de wereld anders te angstig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welk experiment deed Harold Kelley en waarom?

A

gastdocent kil of warm, ontdekking: hoe dubbelzinniger de vooraf gegeven informatie hoe meer we schema’s gebruiken om de lege plekken in de kennis op te vullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke schema’s worden toegepast in een ambique situatie?

A

hangt af van de toegankelijkheid van de schema’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke 2 soorten toegankelijkheid zijn er bij het gebruik van schema’s?

A

blijvend en tijdelijk toegankelijke schema’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een blijvend toegankelijk schema?

A

dit schema is constant actief en gereed voor gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een tijdelijk toegankelijk schema?

A

dit schema is tijdelijk actief bijv. door studie of recente ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is priming?

A

het proces waarbij recente ervaringen de toegankelijkheid van een schema, kenmerk of concept verhogen. Priming is automatisch denken omdat het snel, inwillekeurig en onbewust gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke experiment mbt priming en door wie?

A

higgins, roles en jones, het inprenten voor positieve of negatieve relevante woorden in een ambique situatie en het effect. verhaal van Donald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is perseveratie effect?

A

opvattingen over de sociale wereld en zichzelf houden aan ook als het tegendeel bewezen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het bestraffingseffect?

A

onterechte positieve opvattingen kunnen als gevolg van bewijzen van het tegendeel, omslaan in zeer negatieve opvattingen omdat eerdere opvattingen moeten worden bijgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de vier stappen bij self fullfilling prophecy?

A
  1. verwachting 2. eigen gedrag is consistent met verwachting 3. ander reageert op deze manier naar jou 4. je ziet de reactie van de ander als bewijs van je verwachting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe toonden Robert Roosenthal en Leonore JAcobs selffullfilling prophecy aan?

A

basisschoolleerlingen fictieve hoge uitkomst op IQ test, juf geïnformeerd, inderdaad ll presteerden beter. Self fullfilling prophecy is automatisch denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is Pymalon effect?

A

een positieve sell fullfilling prophesy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

heo reageerden de docenten nav het experiment van Roosenthal en Jacobs tav de uitblinkers?

A

warmer emotioneel klimaat, meer en moeilijkere lesstof, meer en betere feedback, meer ruimte om tijdens de les te reageren.

20
Q

wat is het schrikbewind van de fout van Robert Merton?

A

onmogelijkheid om je eigen rol in het ontstaan van een schema te erkennen, men voert het feitelijke verloop aan als bewijs van dat ze gelijk hadden.

21
Q

wat is aannames maken?

A

schema’s gebruiken wanneer we nieuwe situaties moeten begrijpen

22
Q

wat zijn beoordelingsheuristieken?

A

mentale aannames die mensen gebruiken als ze snel en efficiënt te kunnen oordelen

23
Q

wat is beschikbaarheidsheuristiek?

A

mentale aanname afhankelijk van hoe makkelijk iets voor de geest is te halen, hoeft niet de juiste te zijn. dit doen we ook over onszelf

24
Q

de representatieheuristiek?

A

aanname waarbij we iets classificeren obv gelijkenis met karakteristiek geval

25
Q

wat is informatie de basisfreqeuntie?

A

informatie over de regelmaat waarmee leden van verschillende categorie n in de populatie voorkomen. deze gebruik je pas als je tegenstrijdigheden ontdekt, zacht G in haarlem huh?

26
Q

anker en correctieheuristiek

A

getal of waarde als basis gebruiken en onvoldoende op dit ankerpunt corrigeren

27
Q

Op welke drie manieren worden we beïnvloed het ankerheuristiek

A
  1. beginpunt bepalen en dit op selectieve wijze koppelen aan evereenstemmige info uit geheugen
  2. als je beginpunt niet juist blijkt, kunnen we onze redenering moeilijk aanpassen
  3. priming, ankerwaarde vormt de priming waardoor er getallen opkomen die erop lijken
28
Q

Hoe kan de invloed van ankerwaardes worden beperkt?

A

hoe meer kennis hoe minder invloed

29
Q

wat is cocktailparty effect

A

je hoort je eigen naam op een feestje, dit gebeurt onbewust.

30
Q

waarom wordt de menselijke geest vergeleken met een gereedschapskist?

A

we hebben allemaal dezelfde instrumenten maar afhankelijk van cultuur worden bepaalde gereedschappen gebruikt

31
Q

Hoe denken mensen in het westen? en oosten?

A

westen: analytische denkstijl, aandacht voor kenmerken van een object en geen aandacht voor context.
Oosten: holistische denkstijl, aandacht voor totale context met name hoe de objecten zich tot elkaar verhouden.

32
Q

hoe wordt het verschil in denken tussen oosten en westen verklaard?

A

verschillende filosofische tradities (Oosten confucionisme, boedhisme, Taoisme) en westen: griekse filosofie) en door feitelijke verschillende omgevingen

33
Q

Wie is Daniel Wegner en wat heeft hij aangetoond?

A

de illusie van vrije wil. de bewuste gedachte is een consequentie van een onbewust proces en niet de oorzaak van je besluit om actie te ondernemen.

34
Q

Wat is facilitated communication?

A

mensen die niet kunnen communiceren worden ondersteund door anderen bijv door hand ondersteunen bij het aanwijzen van letters.

35
Q

Wat is tegenfeitelijk redeneren?

A

1 aspect van het verleden op mentaal niveau veranderen zodat je je kunt voorstellen hoe het had kunnen zijn… als ik dat dan zou ik nu….

36
Q

wat is het nadeel van tegenfeitelijk redeneren? en het voordeel?

A

nadeel: kan tot piekeren lijden en dus tot depressie en voordeel: kan tot een andere aanpak in de toekomst leiden.

37
Q

Hoe werkt het gedachte onder drukkingsproces?

A

het monitoringsdeel ziet signalen dat ongewenste gedachten in het bewustzijn proberen door te dringen, dan wordt het operatingsproces geactiveerd die je probeert af te leiden zodat de gedachte niet doordringt. d

38
Q

uit welke twee processen bestaat gedachte onderdrukking?

A

monitoring proces en operating proces

39
Q

wat is het monitoring proces?

A

automatisch deel van het gedachteonderdrukkingsproces

40
Q

wat is operating proces?

A

het gecontroleerde deel van het gedachte onderdrukking proces

41
Q

wat is de toestand van hypertoegankelijkheid?

A

het monitoringsproces blijft signalen afgeven maar het operatingsproces controleert niet door bijv vermoeidheid,

42
Q

wat is het gevolg van actief gedachte onderdrukken?

A

het kost energie en het immuunsysteem blijkt hierdoor minder goed te werken.

43
Q

wat is de barrière van overdreven zelfvertrouwen (metcalve)?

A

mensen hebben gewoonlijk teveel vertrouwen in de nauwkeurigheid van hun eigen oordeel. dit leidt tot fouten in het redenatievermogen

44
Q

Hoe kun je de barriere van overdreven zelfvertrouwen beïnvloeden?

A
  1. tegenovergestelde mening vertellen brengt mensen aan het twijfelen
  2. mensen statistische feiten en methodologische principes bijbrengen.
45
Q

wat is het verschil tussen Watson (computer) en mens?

A

om goed te kunnen functioneren is een combi van automatisch en gecontroleerd denken noodzakelijk, watson kan dat niet.