Hoofdstuk 4 - Seksuele anatomie Flashcards

1
Q

alle externe vrouwlijke organen samen

A

vulva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

extern bolletje weefsel in de vaginale opening en de urethrale opening

A

topje (tip)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bestaat uit twee corpora cavernosa, een
erectiel weefsel wat zich vult met bloed waardoor het
vergroot

A

schacht (shaft)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bestaat uit twee langere sponsachtige lichamen die diep in het lichaam liggen en lopen van
het topje tot beide kanten van de vagina.

A

crura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vetweefsel onder het schaamhaar

A

mons pubis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

afgeronde stukjes vetweefsel die langs
beide kanten van de vaginale opening zitten, bedekt met schaamhaar

A

buitenste schaamlippen (labia majora)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afgeronde stukjes vetweefsel die langsbeide kanten van de vaginale opening zitten, bedekt met schaamhaar

A

binnenste schaamlippen (labia minora)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

twee kleine klieren aan iedere kant van de vaginale
ingang

A

klieren van Bartholin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

huid tussen de vaginale ingang en anus

A

perineum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vaginale ingang

A

introitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

buis waardoor urine van de blaas het lichaam verlaat

A

urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een dun open membraan dat, indien aanwezig, een deel van de vaginale opening bedekt. In de introitus zitten de restjes van het …, dat is voor gynaecologen is het de grens tussen buitenste en binnenste anatomie

A

hymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een spier rond de vaginale ingang die wordt
uitgerekt tijdens de seks

A

pubococcygeus spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

erectielweefsel onder de binnenste lippen
van vagina

A

Vestibulaire bollen (clitorale bollen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

klier in de voorwand van de vagina met
buisjes die uitmonden in de urinebuis. Sommige vrouwen scheiden een vloeistof uit die biochemisch gezien gelijk is aan mannelijk prostaatvocht. Dit komt door stimulatie van de zogenoemde G-spot, al is het maar de vraag of die echt bestaat en of iedere vrouw die heeft

A

skene klier (vrouwelijk prostaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het orgaan waarin de foetus zich ontwikkelt

A

baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het onderste deel van de baarmoeder wat opent in de vagina

A

baarmoederhals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

baarmoeder heeft 3 lagen:

A

endometrium, myometrium, perimetrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

binnenste laag slijmvlies waarin een embryo zich kan
nestelen. Deze laag wordt afgescheiden tijdens menstruatie, wat zorgt voor menstruele afscheiding

A

endometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een gespierde maar zeer elastische middenlaag, die,
krachtige samentrekkingen veroorzaakt tijdens bevalling en orgasme

A

myometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

gladde uitwendige gladde laag van de baarmoeder

A

perimetrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de buizen die van de baarmoeder naar de
eierstokken gaan. Dit is de weg waarlangs de eicel naar de baarmoeder reist, en waar het sperma de eicel bereikt

A

eileiders (fallopian tubes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

eileiders zijn bedekt met haartjes genaamd …

A

cilia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waar vindt bevruchting plaats

A

het gedeelte dat het dichtst bij de eierstok bevindt: infundibulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

een vingerachtig uitsteeksel die zich uitstrekken naar de
eierstok om zo het eitje op te vangen

A

fimbriae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

twee organen met ongeveer de grootte en vorm van
ongeschilde amandelen, liggend aan beide kanten van de baarmoeder

A

ovaria / eierstokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

functie ovaria / eierstokken

A

bevatten eitjes (ova) en produceren de sekshormonen oestrogeen en progesteron. ze bevatten talloze follikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

donkere gebied rondom de tepel

A

areola / tepelhof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

de gedeeltelijke of totale verwijdering van de glans van de clitoris

A

clitoridectomy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

verwijderen van de clitoris en binnenste schaamlippen

A

excision

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

verwijderen van de clitoris, binnenste schaamlippen en deel van de buitenste schaamlippen. Ook worden de open randen van de buitenste schaamlippen samengenaaid, waardoor er slechts een heel smalle opening overblijft voor de uitscheiding van urine en menstruale vloeistof

A

infibulation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

4 gevolgen van female genital cutting (FGC)

A
  • Hemorrhaging (verlies van veel bloed): leidt tot shock of zelfs dood.
  • Door onhygienische omstandigheden kunnen tetanus, andere infecties, herpes,
    bacteriële vaginose, HIV en hepatitis B overgedragen worden.
  • Urineweginfecties: doordat het meisje de plas inhoudt door de pijn.
  • Pijnlijke seks: doordat de man een opening moet forceren of het weefsel moet
    openknippen.
  • Ernstige complicaties tijdens de bevalling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

topje aan het einde van de penis

A

glans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

opening aan het einde van de glans waar sperma en urine doorheen gaat

A

Meatus/ urethrale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

grootste gedeelte van de penis

A

schacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

openstaande rand die de eikel scheidt van de rest van de penis

A

corona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

laag die de eikel bedekt, ontbreekt bij besneden penissen

A

voorhuid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

twee dorsale kolommen van erectiel weefsel die parallel lopen aan de urethra, omwikkeld met bindweefsel en bedekt met huid

A

corpora cavernosa

39
Q

middellijn ventrale kolom van erectiel weefsel die om de urethra heen zit, en een stukje aan de eikel

A

corpus spongiosum

40
Q

een zak van oppervlakkige fascia van de huid die buiten de buikholte hangt Het bevat gepaarde testikels
gescheiden door een tussenschot in het midden. De testikels hangen buiten het lichaam, waardoor ze 3ºC lager zijn dan de lichaamstemperatuur. Dit is goed voor het sperma

A

scortum

41
Q

spierlaag aan de buitenkant die ervoor zorgt dat de spieren samentrekken, de huid gaat rimpelen en de ballen naar binnen getrokken worden, als het koud wordt

A

dartos spier

42
Q

spierlaag rondom de testikel die in verbinding staat
met de buik en liezen, waardoor de testikels kunnen zakken en stijgen om ze op temperatuur te houden

A

cremaster spier

43
Q

gonaden/ voortplantingsklieren van de man

A

testikels

44
Q

verbindingsstuk testikel en bijbal

A

rete testis

45
Q

produceren testosteron, gelegen tussen de zaadleiders

A

leider cellen

46
Q

zaadleiders

A

seminiferous tubules

47
Q

hier bevindt zich de opslag- en rijpingsruimte voor het
sperma

A

epididymis / bijbal

48
Q

3 functies van de epididymis / bijbal

A

֍ Absorberen van testiculaire vloeistof.
֍ Voedingsstoffen doorgeven aan sperma.
֍ Cellen worden zo gemaakt dat ze goed kunnen bewegen (peristaltiek).

49
Q

hoelang duurt het hele sperma proces

A

74 dagen

50
Q

hoelang kan sperma in het vrouwelijke voortplantingskanaal leven

A

48 uur

51
Q

waar wordt sperma geproduceerd

A

in de zaadleiders (seminiferous tubulus)

52
Q

welke cellen ondersteunen en voeden de groeiende zaadcellen

A

sertoli-cellen

53
Q

via wat gaan de sperma cellen van de sertoli-cellen naar de epididymis

A

de rete testes

54
Q

waar wordt sperma maximaal 6 weken opgeslagen

A

epididymis

55
Q

weg van sperma tijdens ejaculatie

A

Het begin van een ejaculatie start bij contracties in de testes →
epididymis → zaadleider (= seminiferous tubules) → ductus
deferens → langs de blaas → over urethra → zaadblaas → via
prostaat naar binnen → langs de sluitspier via urethra naar
buiten

56
Q

sperma deel dat DNA en helmvormig acrosoom bevat

A

kopje

57
Q

spermadeel dat mitochondriën bevat voor energie

A

middenstuk

58
Q

spermadeel met flagellum om te zwemmen

A

staart

59
Q

bevinden zich op de achterste blaaswand
en scheiden 60-75% van het zaadvolume af

A

zaadblaasjes

60
Q

spermavocht / seminal fluid bestaat uit:

A

fructose, fibrinogeen, prostaglandines

61
Q

levert energie voor het sperma

A

fructose

62
Q

helpt sperma te veranderen in een bolus die gemakkelijk in de vagina kan worden gestuwd

A

fibrinogeen

63
Q

verminderen de viscositeit van het baarmoederhalsslijm en stimuleren de omgekeerde peristaltiek van de baarmoeder

A

prostaglandines

64
Q

welke chronische ziekte veroorzaakt vaak erectieproblemen

A

diabetes

65
Q

veroorzaker van baarmoederhalskanker

A

HPV

66
Q

virussen die wratten veroorzaken

A

HPV1

67
Q

virussen die genitale wratten kunnen veroorzaken

A

LrHPV/ Laag risico HPV (HPV6, HPV11)

68
Q

virussen die kanker kunnen veroorzaken

A

HrHPV/ Hoog risico HPV (HPV16, HPV18)

69
Q

risicofactoren HPV

A

verzwakt immuunsysteem en aantal bedpartners

70
Q

behandeling HPV: extreem koude temperaturen
vernietigt abnormale cellen van het baarmoederhalsweefsel

A

Cryotherapie (pre-kanker/ vroeg stadium)

71
Q

chirurgische verwijdering van een segment van de baarmoederhals

A

Cone biopsy (pre-kanker/ vroeg stadium)

72
Q

verwijdering van de baarmoeder

A

hysterectomy (kanker)

73
Q

kanker op het slijmvlies van de baarmoeder, waarbij een
symptoom is dat je bloedingen hebt op andere momenten dan de menstruatie, of na
de menopauze

A

endometriale kanker

74
Q

behandeling endometriale kanker

A

hysterectomie (verwijdering baarmoeder), bestraling of
chemotherapie

75
Q

groot risicofactor voor borstkanker bij mannen

A

gebruik van steroïde

76
Q

3 soorten borstkanker

A

cystes, fibroadenomas, kwaadaardige tumoren

77
Q

borst wordt tussen twee platen gelegd en onderzocht op knobbeltjes

A

mammogram

78
Q

kleine klieren onder de voorhuid die smegma produceren

A

Tysons klieren

79
Q

snee in de lengte van de voorhuid, maar de voorhuid blijft verder intact

A

supercision

80
Q

snee in de lagere kant van de penis in de gehele lengte

A

subincision

81
Q

enige definitieve manier op borstkanker vast te stellen

A

biopsy

82
Q

met een holle naald wordt een stukje weefsel uit de borst gehaald

A

biopsy

83
Q

met een naald wordt in de borst: als het gewoon een cyste is komt het vloeistof eruit, anders is het een fibroadenoma of kwaadaardige tumor

A

needle aspiration

84
Q

2 soorten trauma bij borstkanker

A
  • door erachter te komen
  • door operatie en evt. amputatie
85
Q

verwijdering van de gehele borst

A

mastectomy

86
Q

borstsparend; tumor wordt verwijderd

A

lumpectomy

87
Q

komt minder vaak voor, maar is meest voorkomende vorm van kanker in mannen tussen leeftijd 29 en 35

A

testeskanker

88
Q

suggereert dat algemene responses, waaronder een orgasme, een reflex is

A

quantum model of sex

89
Q

twee drempelwaarden volgens quantum model of sex

A

opwinding en orgasme

90
Q

drie factoren die de drempelwaarden volgens quantum model of sex beinvloeden

A
  • Het lichaam geeft seksuele prikkels door en reageert erop.
    ֍ Mensen verschillen van elkaar wat betreft hun drempelwaarde.
    ֍ Andere factoren kunnen de drempel tijdelijk veranderen.
  • Seksuele prikkels; het moet plezierig genoeg zijn om een drempelwaarde te
    bereiken.
    ֍ Zintuigen, fantasieën, herinneringen die aangenaam moeten zijn.
  • Mentale factoren/ instelling: gedachten, gevoelens/emoties.
91
Q

plak/ ontsteking op het corpus cavernosum. Zorgt voor pijn op de penis en verkromming. Medicatie kan het tegengaan of anders een operatie

A

ziekte van (morbus) peyronie

92
Q

aangeboren kromming in de penis

A

congenitale kromming

93
Q

interne urethrale sluitspier trekt niet samen, sperma kan
in de blaas komen. Is niet schadelijk, maar kan de vruchtbaarheid verminderen

A

retrograde ejaculatie

94
Q

waardoor kan retrograde ejaculatie ontstaan

A

֍ Prostaat operatie.
֍ Medicatie: alpha blokkers zorgen ervoor dat de blaashals ontspannen raakt.
֍ Operaties in de buik: bij balkankerpatiënten worden langs de grote vaten, de zenuwen van de blaashals ontspannen.