Hoofdstuk 2 - Theoretische benadering van seksualiteit Flashcards

1
Q

de toepassing van evolutionaire biologie om sociaal gedrag van dieren, waaronder mensen, te begrijpen.

A

sociobiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

in de … is het belangrijk om veel gezond nageslacht te maken die je genen door zullen geven

A

sociobiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken sociobiologie

A
  • identificeren van gezonde partners
  • relatiepatronen / courtship patterns
  • familiestructuur en kwetsbaarheid kinderen
  • parental investment
  • seksuele selectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

competitie onder leden van een gender (vaak
mannen) voor toegang tot paren met leden van het andere gender. Mannen laten hier vooral hun materiële zaken zien.

A

intrasexual competition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

proces van partnerselectie, waarbij er een voorkeur
is van een gender (vaak vrouwen) voor bepaalde leden van het andere gender

A

intersexual competition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

focust zich op psychologische mechanismes die gevormd zijn door evolutie

A

evolutionaire psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stelt dat gezien de gevarieerde omgeving het niet
adaptief is voor mensen om vaste gedragingen of vaste sekseverschillen in gedrag, te hebben dat bepaald is door de evolutie. Het is het meest adaptief voor individuen om
flexibel te zijn in hun gedrag. Iemand kan zich meer typisch mannelijk gedragen in de ene situatie en typisch vrouwelijk in de andere.

A

genderneutrale evolutietheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oprichter/aanhanger genderneutrale evolutietheorie

A

Gowaty

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

doodsinstinct

A

thatantos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

handelt vanuit genotsprincipe (Freud)

A

id

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

handelt vanuit het realiteitsprincipe (Freud)

A

ego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

handelt vanuit idealisme (Freud)

A

superego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillende fases volgens Freud

A

oraal (tot 1 jaar) - anaal (2 jaar) - fallisch (3-6 jaar) - latentie (6 jaar tot adolescentie) - genitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de seksuele aantrekking van een jongen tot zijn moeder (castratie angst); uit angst voor vergelding van zijn vader, voelt hij castratie angst, angst dat zijn vader zijn penis afsnijdt, en stopt uiteindelijk met het verlangen naar zijn moeder en gaat zich identificeren met zijn vader.

A

oedipuscomplex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de seksuele aantrekking van een meisje tot haar vader, waardoor ze penisnijd, realisatie dat ze geen penis hebben, voelen. Meisjes zullen dit altijd blijven ervaren, omdat ze nooit een penis gaan krijgen. Hierdoor kunnen ze niet rijpen en blijven ze altijd een beetje onvolwassen

A

electracomplex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in welke fase oedipus- en electracomplex

A

fallisch (3-6 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat kan leiden tot ongewone seksuele interesses en gedragingen in de volwassenheid volgens Freud?

A

Fixatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

4 kritiekpunten op Freud

A
  • Veel concepten van de psychoanalytische theorie kunnen (of konden in de tijd van Freud) niet wetenschappelijk onderzocht worden. De enige manier zou kunnen zijn door middel van hersenscans.
  • Data waar het model op gebaseerd is, is afkomstig van (verstoorde) patiënten van Freud. Doordat alle patiënten in zijn kliniek een problematiek hadden, zou het kunnen zijn dat er enkel een patroon van verstoorde mensen is beschreven.
  • Te veel nadruk op biologische determinanten van gedrag (instincten).
  • Male-centered theorie die schade kan toebrengen aan vrouwen.
19
Q

Alhoewel veel van het menselijk seksueel gedrag biologisch gecontroleerd wordt, is
het duidelijk dat veel ervan aangeleerd is. Deze theorie is vanuit het behaviorisme
ontstaan: waarneembaar gedrag zou de primaire eenheid van analyse moeten zijn.

A

learning theory

20
Q

hier is klassieke en operante conditionering deel van

A

learning theory

21
Q

een set van operante conditioneringstechnieken die
gebruikt worden om menselijk gedrag aan te passen.

A

behavior modification

22
Q

gebaseerd op principes van
operante conditionering. We imiteren gedrag dat we observeren in anderen,
vooral van rolmodellen. Adolescenten die worden blootgesteld aan meer
seksuele inhoud in films, nemen meer seksuele risico’s.

A

social learning theory (bandura, ross & Ross)

23
Q

gebaseerd op het principe van
bekrachtiging, veronderstelt dat mensen acties zullen kiezen die baten
maximaliseert en kosten minimaliseert.

A

social exchange theory (uitwisseltheorie)

24
Q

3 uitgangspunten van social exchange theory (uitwisseltheorie)

A
  • vergelijkingsniveau voor alternatieven
  • gelijkheid
  • matching hypothese
25
Q

mannen en vrouwen kiezen partners die bij hen
passen op basis van fysieke (= aantrekkelijkheid) en sociale kenmerken
(= attitude en zienswijze op het leven).

A

matching hypothese

26
Q

de studie van de manier waarop mensen waarnemen en
denken. Wat we denken beïnvloedt hoe we ons voelen, hoe we een seksuele
gebeurtenis waarnemen maakt een verschil. Hoe mensen een situatie labelt, bepaalt
het gevoel en gedrag.

A

cognitieve theorie

27
Q

een set attributies die we associëren met mannen en vrouwen

A

gender schema

28
Q

bedenker van gender schema’s

A

Sandra Bem

29
Q

bij welke theorie hoort gender schema’s

A

cognitieve theorie

30
Q

uitgangspunten feministische theorie

A
  • Gender is een dimensie van ongelijkheid; mannen hebben meer status en
    macht dan vrouwen. Gender wordt hiermee gelijk gesteld aan ras en sociale
    klasse.
  • Vrouwelijke seksualiteit is onderdrukt, omdat ze niet de kans krijgen om
    seksualiteit te uiten, bijv. abortus en verkrachting. Verkrachting wordt volgens
    deze theorie gezien als de macht die een man heeft over een vrouw, niet als
    een seksuele daad.
  • We zouden beter af zijn zonder genderrollen vanwege de manier waarop het
    de mensen beperkt in hun denken en doen. Bijv. bij een orthopedisch chirurg
    wordt er vaak aan mannen gedacht, maar wanneer er een vrouw de kamer in
    komt lopen, denk je vaak dat het een verpleegkundige is.
  • Intersectionaliteit
31
Q

een benadering die gelijktijdig rekening houdt met iemands
meervoudige groepslidmaatschappen en identiteiten, waaronder geslacht, ras,
sociale klasse en seksuele oriëntatie. Er is meer dan louter geslacht/ gender,
want mensen spelen meerdere rollen in de samenleving, zoals vrouw, moeder,
leraar etc. Doordat je in meerdere groepen valt, kan je bij een positieve groep
(in dit geval niet vrouw) je identiteit ontlenen.

A

intersectionaliteit

32
Q

Het stelt binaries, het idee dat mensen in één van slechts twee
categorieën vallen, ter discussie, vooral de binariteit van seksuele geaardheid. Verder
stelt het heteronormativiteit ter discussie, het idee dat heteroseksualiteit het enige
normale en natuurlijke patroon van seksualiteit is. Sociale normen bevoorrechten
heteroseksualiteit en marginaliseren andere seksuele oriëntaties

A

queer theory

33
Q

een concept wat voortkomt uit de feministische theorie en queer
theorie, die verwijst naar de manier waarop we gender of seksualiteit uitvoeren op
basis van de maatschappelijke normen. Waarom doen mensen wat ze doen, wat zit
erachter? Vrouwen spelen vaak een vrouwelijke rol door het aantrekken van jurken en omdoen van sieraden.

A

performativity

34
Q

stelt dat de menselijke natuur en de sociale orde
producten zijn van symbolische communicatie tussen mensen. Bij veel vormen van
seksuele expressie moeten twee mensen een definitie van de situatie ontwikkelen. Om hun acties op elkaar af te stemmen en om overeenstemming te bereiken, moeten mensen voortdurend oude betekenissen bevestigen of nieuwe onderhandelen.

A

symbolic interaction theory

35
Q

kritiek op symbolic interaction theory

A
  • Te rationeel.
  • Other-directed individuals: het lijkt alsof we als persoon enkel bezig zijn met de
    ander, en deze willen plezieren.
  • Mensen gedragen zich op basis van ervaringen in het verleden en gewoontes.
36
Q

3 soorten scripts

A

1) Culturele scripts omvatten alle regels en normen van seksueel gedrag in een
cultuur.
2) Interpersoonlijke scripts maken zijn gebaseerd op culturele scripts en
bestaan uit de reacties van mensen in de echte wereld.
3) Intrapsychische scripts omvatten de plannen, fantasieën en motieven die
iemands verleden, heden en toekomstig seksueel gedrag stuurt.

37
Q

Elke sociale institutie ondersteunt een seksuele ideologie over seksueel gedrag. geef de 5 soorten plus voorbeeld

A
  • Religie: van Christenen wordt verwacht dat seksueel gedrag plaatsvindt binnen
    heteroseksuele koppels gericht op voortplanting.
  • Economie: als veel mensen werkloos zijn, heeft dit invloed op de
    familiestructuur, bijvoorbeeld op de beslissing om zwanger te willen worden.
  • Familie: heeft een relationele ideologie. In China speelde er een lange tijd een
    1-kinds-politiek, waarbij er maar 1 kind per gezin mocht zijn.
  • Geneeskunde (medicalisatie van seksualiteit): individuele en sociale
    problemen hebben ook een medische behandeling nodig. Bepaalde seksuele
    gedragingen of aandoeningen worden gedefinieerd in termen van gezondheid
    en ziekte; en problematische ervaringen of handelingen krijgen een medische
    behandeling.
  • Wet: geven onze normen weer, waardoor sociale controle kan worden
    uitgevoerd.
38
Q

positieve kijk op seks

A

erotofilie

39
Q

negatieve kijk op seks

A

erotofobie

40
Q

zegt iets over iemands bereidheid om seks te hebben
zonder toewijding of een emotionele connectie

A

socioseksualiteit

41
Q

seks met toewijding en emotionele connectie

A

restricted orientation

42
Q

seks hoeft geen toewijding of emotionele connectie te hebben

A

unrestricted orientation

43
Q

onthouding van zingenot (vaak gezien bij Christendom)

A

ascetisme