hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

conjunctuur

A

stijgen en dalen van bestedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

economische groei

A

stijging van de reele productie
( de hoeveelheid goederen en diensten die geproduceerd worden )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoog conjunctuur

A

periode waarin bestedingen en productie relatief snel groeien. de macro-economische groei ligt boven het trendmatige niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

laag conjunctuur

A

periode waarin bestedingen en productie langzaam groeien of afnemen. De macro-economische groei ligt onder het trendmatige niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

recessie

A

als de economie twee kwartalen achterelkaar krimpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

conjunctuurindicatoren

A

1) vertrouwensindicator= het producenten- en consumentenvertrouwen. Hoe hoger het vertrouwen, hoe hoger het conjunctuur
2) economischeindicator= bestedingen en productie, zoals het bbp, consumptie en invenstering. hoe hoger hoe beter.
3) arbeidsmarktindicator= werkgelegenheid, wekloosheid en vacatures. Hoe hoger de werkgelegenheid en hoe lager de werkloosheid, hoe beter de conjunctuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

anti-cycisch begrotingsbeleid

hoog

A

belasting omhoog en bestedingen omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anti-cycisch begrotingsbeleid

laag

A

belasting omlaag en bestedingen omhoog

door hogere bestedingen stijgt de productie en door lagere belastingen o

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

automatische stabilatoren

A
  • sociale uitkeringen: bij werkloosheid krijg je een uitkering en hierdoor wordt onderbesteding beperkt
  • progressieve belastingen: als je inkomen stijgt ga je relatief meer belasting betalen. daardoor stijgen je bestedingen bij een hoger inkomen minder hard
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rentebeleid van de centrale bank

A

1) rente verhogen = sparen wordt aantrekkelijk, consumeren en invensteren minder aantrekkelijk. Bestedingen dalen, dus de conjuctuur wordt afgeremd.
2) rente wordt verhooogd = sparen wordt minder aantrekkelijk, consumeren en investeren wordt aantrekkelijker. Bestedingen stijgen dus de conjuctuur wordt gestimuleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly