hoofdstuk 4 Flashcards
conjunctuur
stijgen en dalen van bestedingen
economische groei
stijging van de reele productie
( de hoeveelheid goederen en diensten die geproduceerd worden )
hoog conjunctuur
periode waarin bestedingen en productie relatief snel groeien. de macro-economische groei ligt boven het trendmatige niveau
laag conjunctuur
periode waarin bestedingen en productie langzaam groeien of afnemen. De macro-economische groei ligt onder het trendmatige niveau
recessie
als de economie twee kwartalen achterelkaar krimpt
conjunctuurindicatoren
1) vertrouwensindicator= het producenten- en consumentenvertrouwen. Hoe hoger het vertrouwen, hoe hoger het conjunctuur
2) economischeindicator= bestedingen en productie, zoals het bbp, consumptie en invenstering. hoe hoger hoe beter.
3) arbeidsmarktindicator= werkgelegenheid, wekloosheid en vacatures. Hoe hoger de werkgelegenheid en hoe lager de werkloosheid, hoe beter de conjunctuur
anti-cycisch begrotingsbeleid
hoog
belasting omhoog en bestedingen omlaag
anti-cycisch begrotingsbeleid
laag
belasting omlaag en bestedingen omhoog
door hogere bestedingen stijgt de productie en door lagere belastingen o
automatische stabilatoren
- sociale uitkeringen: bij werkloosheid krijg je een uitkering en hierdoor wordt onderbesteding beperkt
- progressieve belastingen: als je inkomen stijgt ga je relatief meer belasting betalen. daardoor stijgen je bestedingen bij een hoger inkomen minder hard
rentebeleid van de centrale bank
1) rente verhogen = sparen wordt aantrekkelijk, consumeren en invensteren minder aantrekkelijk. Bestedingen dalen, dus de conjuctuur wordt afgeremd.
2) rente wordt verhooogd = sparen wordt minder aantrekkelijk, consumeren en investeren wordt aantrekkelijker. Bestedingen stijgen dus de conjuctuur wordt gestimuleerd