hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Bewustzijn

A

Iemands subjectieve ervaring van moment tot moment van de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Veranderingsblindheid

A

Het niet opmerken van grote veranderingen in de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Endogene aandacht

A

Aandacht die vrijwillig wordt gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Exoterne aandacht

A

Aandacht die onvrijwillig wordt gericht door een stimulans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Priming

A

Een vergemakkelijking van de reactie op een stimulus door recente ervaring met die stimulus of een verwante stimulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Subliminale waarneming

A

De verwerking van informatie door zintuiglijke systemen zonder dat men zich daarvan bewust is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Meditatie

A

Een mentale procedure die de aandacht richt op een extern object, een interne gebeurtenis of een gevoel van bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hypnose

A

Een sociale interactie waarbij een persoon, als reactie op suggesties, veranderingen in geheugen, perceptie en/of vrijwillig handelen ervaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Circadiane ritmes

A

Biologische patronen die met regelmatige tussenpozen optreden als functie van het tijdstip van de dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

REM slaap

A

De fase van de slaap die gekenmerkt wordt door snelle oogbewegingen, verlamming van de motoriek en dromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dromen

A

Product van een veranderde bewustzijnstoestand waarin beelden en fantasieën worden verward met de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Activatie-synthese hypothese

A

Een hypothese over dromen die stelt dat de hersenen proberen zin te geven aan willekeurige hersenactiviteit die optreedt tijdens de slaap door de activiteit te synthetiseren met opgeslagen herinneringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Slapeloosheid

A

Een stoornis die wordt gekenmerkt door een onvermogen om te slapen en die aanzienlijke problemen in het dagelijks leven veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Obstructieve slaapapneu

A

Een aandoening waarbij mensen tijdens hun slaap stoppen met ademen omdat hun keel dichtklapt; de aandoening leidt ertoe dat ze ‘s nachts vaak wakker worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Narcolepsie

A

Een slaapstoornis waarbij mensen tijdens normale wakkere uren buitensporige slaperigheid ervaren, waarbij ze soms slap worden en in elkaar zakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Traumatisch hersenletsel (TBI)

A

Stoornissen in het geestelijk functioneren veroorzaakt door een klap op of een zeer scherpe beweging van het hoofd.