Hoofdstuk 3 : psychoanalytische theorie en psychoanalyse therpaie Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie structuren van onze persoonlijkheid?

A

ID/ES

  • = onze driften (libido en thanatos)
  • deze driften kunnen zodanig oplopen dat een ontlading optreed -> impulsen, deze moeten onmiddellijk bevredigd worden
  • driften = onbewust

SUPEREGO/UBER-ICH

  • = grenswacht en beheersing ID
  • gevormd tijdens opvoeding
  • vergelijken met geweten
  • > geen realiteti!

EGO/ICH

  • = uitvoerende macht
  • bedwingt ID
  • realiteitsprincipe !
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ontstaan psychisch probleem?

A
  • evenwicht tussen ID, EGO, SUPEREGO verstoord
  • aangestuurd door onbewuste conflicten
  • ontwikkelden zich in kindertijd
  • hangen samen met de driften en behoeften vanuit de behoefte om deze uit het bewustzijn te houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontwikkelingsfasen Freud (5) + fixaties

A
  1. ORALE FASE
    geboorte - 1.5 jaar
    = alles wordt in de mond gestoken
    fixatie = overeten, roken, drinken, overmatig afhankelijk
  2. ANALE FASE
    1.5 j - 3 j
    = werking van de sluitspier
    fixatie : ophouden = slordig, spilzuchtig, onverzorgd
    loslaten = gierig, rigide, compulsief
3. FALLISCHE FASE 
3j - 5j 
= geslachtsorganen centraal! 
oedipuscomplex & electracomplex 
fixatie = minderwaardigheidsgevoelens, narcisme, afwijzing traditionele man en vrouw rol 
  1. LATENTIEFASE
    6 j - 12 j
    = rustige periode
    focus op school
5. GENITALE FASE 
puberteit - volwassenheid
= seksualiteit wordt belangrijk !
geen conflict 
-> eventuele fixaties komen hierin uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kritiek op psychoanalytische theorie (8)

A
  • begrippen zijn te vaag omschreven
  • geen duidelijke psychoanalytische theorie
  • theorie is niet goed toetsbaar
  • onvoldoende empirische ondersteuning
  • alle bewijzen zijn n = 1
  • men generaliseert op basis van een foutieve steekproef
  • men gebruikt therapie om juistheid van theorie te staven
  • nadruk op seksualiteit = freuds eigen obsessies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het doel van de behandeling?

A

inzicht krijgen in de onbewuste conflicten en dan oplossingen zoeken voor deze onbewust conflicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 verschillende soorten diagnostiek ?

A
  • descriptieve diagnostiek = syndroompathologie = richt zich op waarneembaar gedrag, het gaat om een tijdelijke toestand die reactief en veranderlijk is
  • structurele diagnostiek = persoonlijkheidspathologie = bestaat uit het opsporen van onderliggende structuren die niet waarneembaar zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Model van Kernberg - 3 elementen die persoonlijkheidsorganisatie bepalen ?

A
  • identiteit = het vermogen van het individu om zichzelf en belangrijke objecten om hem heen op een geïntegreerde en emotionele betekenisvolle wijze waar te nemen en te beschrijven
  • afweer = een individu handhaaft zichzelf door afweermechanismen te gebruiken
  • realiteitstoetsing = het vermogen om zichzelf te differentiëren van andere objecten, binnen en buitenwereld en realiteit en fantasie gescheiden houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt de psychoanalytische therapie in?

A

= “een tocht doorheen het onbewust onder deskundige leiding van een therapeut”

  • bewustwording van inhoud en oorsprong van conflicten
  • op een constructieve wijze behoeften bevredigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Therapie - vrije associatie

A

= een techniek om alle gedachten, gevoelens, beelden, herinneringen, fantasieën,.. ongecensureerd toe te laten

  • driften vroegere kindertijd zijn verdrongen naar onbewust maar oefenen invloed uit in het heden -> komen tot uiting op een ziekelijke wijze, vaak via lichamelijke symptomen
  • door het duiden en interpreteren zal de patiënt zich ervan bewust worden en zullen ze verdwijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Therapie - weerstand

A

= vorm van afweer -> verwijst naar alle afweermechanismen

- we gaan kijken welke gevoelens worden vermeden, oorzaak, doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Therapie - overdracht

A

= gevoelens en fantasieën tav personen uit kindertijd worden overgedragen op personen in het heden
2 vormen :
- positieve overdracht = positieve gevoelens (liefde, bewondering)
- negatieve overdracht = gevoelens van haat, agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Therapie - tegenoverdracht

A

= idem aan overdracht MAAR dit proces speelt zich af van therapeut naar client
2 invloeden :
- hindernis
- om onbewuste aspecten van cliënt beter te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Therapie - interpreteren en inzicht geven

A

= het analyseren = het uiteenrafelen van problemen, interpreteren van problemen,…
-> geeft inzicht bij de cliënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Therapie - doorwerken

A

= voortdurend opnieuw toepassen van analytische strategieën om weerstand te doorbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Effecten van therapie? (6)

A
  • theorie vormt zwakke basis om therapie te kunnen onderzoeken
  • brede doelstellingen en lange duur van behandeling
  • tot voor kort geen systematisch onderzoek
  • geen investering in onderzoek
  • schaars onderzoek -> weinig gunstige resultaten
  • psychiatrie : verschuiving van analytisch denken naar empirische grondhouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly