Hoofdstuk 3 Flashcards
Perceptuele predispositie
Gereedheid om een specifieke stimulus op te merken en betekenis te geven in een gegeven context.
Huiszintuig
Zintuiglijk systeem dat reageert op aanraking, warmte en kou.
Verandeirngsblindheid
Een perceptuele fout waarbij veranderingen die plaatsvinden in iemands visuele veld niet worden waargenomen.
Kinesthetisch zintuig
Zintuig dat de positie van het lichaam en de beweging van lichaamsdelen ten opzichte van elkaar registreert (ook wel kinesthesie genaamd).
Elektromagnetisch spectrum
Het gehele spectrum van elektromagnetische energie, inclusief radiogolven, röntgenstralen, microgolven en zichtbaar licht.
Figuur
Dat deel van een patroon dat de aandacht trekt. De figuur steekt af tegen de (achter)grond.
Signaaldetectietheorie
Theorie die stelt dat sensatie afhankelijk is van de kenmerken van de stimulus, de achtergrondstimuli en de detector. De signaaldetectietheorie erkent het feit dat de detector, wiens lichamelijke en geestelijke toestand voortdurend verandert, een sensorische ervaring moet vergelijken met constant veranderende verwachtingen en biologische omstandigheden.
Wet van nabijheid
Het Gestaltprincipe dat stelt dat we geneigd zijn voorwerpen die dicht bij elkaar staan tot een groep te ordenen.
Verschildrempel
Het kleinst mogelijke verschil waarbij de stimulus nog de helft van het aantal pogingen wordt opgemerkt. Dit wordt soms afgekort tot JWV: het Juist Waarneembare Verschil.
Concluderen door leren
Het uitgangspunt dat onze perceptie voornamelijk vorm krijgt door leren (of ervaring), en niet door aangeboren factoren.
Amplitude
De fysische sterkte of intensiteit van een geluidsgolf. Gewoonlijk meten we de afstand tussen de piek en het dal van de grafiek van de golf.
Feromoon
Chemisch signaal dat organismen uitscheiden om te communiceren met andere leden van hun soort. Vaak een seksuele lokstof.
blinde vlek
De plek waar de optische zenuw het oog verlaat. In dit gedeelte van de retina zitten geen fotoreceptoren.
Waar route
Een neurale route die visuele informatie projecteert op de pariëtaalkwab; verantwoordelijk voor de lokalisatie van voorwerpen in de ruimte.
Transductie
Proces waarbij de ene vorm van energie wordt omgezet in een andere vorm. Specifiek: de omzetting van stimulusinformatie in een zenuwimpuls.
Cochlea (slakkenhuis)
Het belangrijkste onderdeel van het gehoororgaan. Het is een spiraalvormige buis in het binnenoor waar geluidsgolven worden omgevormd tot zenuwimpulsen.
Wet van prägnanz
Het meest algemene Gestaltprincipe, dat stelt dat onze perceptie kiest voor de figuur met de eenvoudigste ordening, die de minste cognitieve inspanning vereist.
Wet van continuering
Het Gestaltprincipe dat stelt dat we percepties van ononderbroken figuren verkiezen boven die van losse en onsamenhangende figuren.
Binding problem
Heeft betrekking op het proces dat de hersenen gebruiken om de resultaten van veel sensorische processen te combineren (of ‘binden’) tot een enkel percept. Niemand weet precies hoe de hersenen dit doen.
Blindzicht
Het vermogen om voorwerpen te lokaliseren ondanks schade aan het visuele systeem, waardoor iemand voorwerpen die hij niet kan zien toch kan identificeren. Onderzoekers denken dat er bij blindzicht sprake is van onbewuste visuele verwerking in de waar-route.
Illusie
Een aantoonbaar verkeerde perceptie van een stimuluspatroon, in het bijzonder wanneer die wordt gedeeld door anderen die dezelfde stimulus waarnemen.
Gevoelsreflectie (spiegelen)
Door Carl Rogers ontwikkelde techniek waarbij de therapeut de woorden van de cliënt parafraseert om de emotionele toon die eruit spreekt te benadrukken.
Kegeltje
Fotoreceptor die extra gevoelig is voor kleuren, maar niet voor zwak licht.
Olfactie
Reukvermogen.
Sluiting
Term uit de Gestaltpsychologie; de neiging om lege plekken in figuren in te vullen zodat incomplete figuren als geheel worden waargenomen.