Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Welk dier lijkt het meest op de mens?

A

Chimpansee. DNA match van 98,8%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Genen hebben geen directe invloed op het gedrag. Hoe dan wel?

A

De effecten van genen gaat via de structuren van hrt lichaam. Zij maken deel uit van een lange reeks moleculen DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn enzymen?

A

Soort eiwit. Maakt een chemische reactie zonder verbruikt te worden of te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat een eiwitmolecuul?

A

Ketens van aminozuren (van een paar 100 tot vele duizenden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is RNA?

A

Ribonucleinezuur. Lijkt op DNA. Erfelijke eigenschappen zijn hierin vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een genotype?

A

Genen die een individu geërfd heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een fenotype?

A

Gedragseigenschappen en andere uiterlijke waarneembare kenmerken van een individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn chromosomen?

A

Genetisch in elke cel.
Ieder mens heeft normaal gesproken 23 paar chromosomen. 22 hiervan zijn hetzelfde. Enige verschil is de sekse.

Vrouwen 2x een X
Mannen een X en een Y

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is mitose?

A

Als er een celdeling plaatsvindt en nieuwe cellen gemaakt worden. Anders dan een ei of spermacel.
Er wordt dat een exacte kopie van de chromosomen gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is meiosis?

A

Als er een celdeling plaatsvindt en nieuwe cellen worden gemaakt bij een eicel of spermacel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een zygote?

A

Als een spermacel een eicel bevrucht. Er ontstaat een genetisch uniek individu. Helft van chromosomenparen van eicel en spermacel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor groeit een zygote?

A

Door mitosis tot een kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden eeneiige tweelingen genoemd?

A

Monozygotische tweelingen (zijn genetisch identiek. 1 zygote)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden 2eiige tweelingen genoemd?

A

Dizygotische tweeling. (Bestaan ook uit 2 zygotes)

Genetisch niet identiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is homozygot

A

Als 2 genen op dezelfde locatie identiek zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is heterozygot

A

Als 2 genen niet identiek zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe heten genen die verschillend zijn op dezelfde locatie en die een paar vormen?

A

Allelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is selectieve breeding?

A

Het selectief fokken bij die dieren van succesvolle eigenschappen. Is pas na een paar generaties te zien (bijv. fokken van sterke paarden)

1920’s Robert Tyron- studie van psychologisch selectief fokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer komen recessieve genen tot uiting?

A

In de homozygot. Als de dominante gen er niet is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar produceren dominaten genen hun effecten zichtbaar?

A

Zowel in een homozygot als een hetereozygot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wie is George Mendel?

A

Hij heeft in de 19e eeuw ontdekt dat onderdelen van erfelijkheid alleen in paren komt en dat 1 dominant is over de andere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een normale distributie?

A

Meeste mensen scoren in het midden. Buitenkanten zwakken af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is methylering

A

Zorgt voor onderhoud en reparatie van het DNA in alle cellen en weefsels vh lichaam. Het reageert op omgevingsfactoren en vermindert bij het ouder worden.

Belangrijk in de epigenetica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het fundament van de moderne biologie?

A

Darwin’s theorie van natuurlijke selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe wordt het selectief fokken van dieren en planten genoemd?

A

Artificiële selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is natuurlijke selectie?

A

Natuurlijk fokken door de natuur. Mens heeft hier geen invloed op. 4 concepten;

  • overproduktie van nakomelingen in elke generatie
  • variatie in kenmerken en eigenschappen van een generatie
  • individuele verschillen zijn geërfd van de ene op de andere generatie
  • individuen die zich beter kunnen aanpassen grotere kans te overleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn mutaties?

A

Foutjes/ error dat zich voordoet tijdens kopieren van DNA.

Het is niet te voorspellen wanneer en welke genen hierbij betrokken zijn

28
Q

Zijn mutaties schadelijk of nuttig?

A

Meeste zijn schadelijk en worden door natuurlijke selectie uitgeroeid. Sommige zijn nuttig. Die worden van generatie op generatie doorgegeven.

29
Q

Wat is evolutie? En hoe snel verloopt dit?

A

Evolutie is het gevolg van veranderingen in de omgeving.
Het ligt dus aan de omgeving hoe snel die verandert en aan de mate van genetische variatie in de omgeving.

Evolutie heeft geen geplande route of vooruitziendheid

Hoe complexer een verandering hoe langer het duurt voordat deze zichtbaar wordt

30
Q

Wat beinvloedt het gedrag

A

Genen en ervaring

31
Q

Welke twee valkuilen zijn er als het om evolutionair denken gaat?

A

Naturalistische valkuil

Deterministische valkuil

32
Q

Wat is de naturalistische valkuil

A

Veel mensen denken dat natuurlijk gelijk is aan moreel of goed, maar dat zijn producten van de menselijke geest

33
Q

Wat is de deterministische valkuil?

A

Aanname dat genen ons gedrag controleren en we daar niks tegen kunnen doen. Maar invloed genen is indirect

Door zelfcontrole en aangeleerde gewoonten kunnen we ons gedragen op manieren die tegen onze biologie ingaan

34
Q

Wat is functionalisme?

A

Poging om gedrag te verklaren in termen van het nut van het gedrag voor het individu.

Het is niet zo dat alle eigenschappen/ kenmerken nuttig zijn. Of ze waren het vroeger wel en nu niet meer

35
Q

Verklaringen in evolutionaire termen kunnen worden onderscheiden in 2 groepen. Welke?

A

Ultimate (distal) verklaringen

Proximate verklaringen

36
Q

Wat zijn ultimate (distal verklaringen?

A

Verklaringen op evolutionair niveau.
Wat is de rol van het gedrag/ eigenschap en hoe is het in staat dmv deze eigenschap te overleven of voort te planten. (Bij. Mannelijke vogels die zingen in het voorjaar die meer nakomelingen krijgen dan vogels die dat niet doen)

Ultimate verklarinngen kunnen niet zonder ademen, voedsel enz.

37
Q

Wat zijn proximate verklaringen?

A

Gaat niet over de

Functie, maar over het mechanisme dat het gedrag produceert. Bijv. werkingen vd hersenen, cultuur enz

38
Q

Welke 4 redenen zijn er waarom een kenmerk niet functioneel hoeft te zijn?

A
  1. Sommige eigenschappen vroeger nuttig voor onze voorouders. Nu niet meer. (Bijv. Grote behoefte aan suiker vroeger, nu zit suiker overal in) - vestigial karaktereigenschappen
  2. Sommige kenmerken zijn nevenproducten van de natuurlijke selectie (bijv. De navel. Zinloos, maar navelstreng wel)
  3. Genetic drift: kenmerken dienhet gevolg zijn van toeval (bijv. De vorm van de neus)
  4. Geevolueerde mechanismen kunnen niet met elke situatie effectief omgaan (met emoties te maken) bijv. schuldgevoel
39
Q

Hoe identificeren we dieren?

A

Door hun gedrag en anatomie

Elke doersoort heeft zijn eigen specifieke gedrag- instincts

40
Q

Wat viel Darwin op aan de mensen?

A

Dat mensen en zelfs blinden hun lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen universeel is

41
Q

Wat ontwierpen Eckman en Friesen?

A

Een handboek waarin ze 6 basisemoties omschreven;

Verrast, angst, boosheid, vrolijk, walging, droevigheid

42
Q

Wie deed onderzoek naar non verbale uidrukkingen zoals de wenkbrauw flash?

A

Eibel-Eibesfeldt

43
Q

Wat houdt biologische voorbereiding in?

A

Natuurlijke selectie heeft iedere soort uitgerust met lichamelijke structuren.

De mens is geboren met neurale systemen inde hersenen en een ruggengraat zodat we bijv. kunnen lopen.
Ervaring en omgeving is wel nodig hierbij!

44
Q

Wetenschappers hebben veel gelerd door ons te vergelijken met dieren.

Welke twee categorieën overeenkomsten tussen soorten zijn er?

A
  1. Homologieën

2. Analogieën

45
Q

Wat zijn homologieën?

A

Overeenkomst dat bestaat door de voorouders tussen verschillende soorten.
Mensen stammen niet af van de chimpansee maar is een gezamenlijke voorouder die leefde in Afrika 5-7 miljoen jaar geleden.

Homologieën is nuttig voor onderzoek om de psychische mechanismen van gedrag. Bijv. Hongger vergelijken bij andere zoogdieren. Soortspecief gedrag kan goed onderzocht worden

46
Q

Wat zijn analogieën?

A

Ook wel convergente evolutie;
Diersoorten die eenzelfde manier van leven/ leefgebied hebben, maar apart van elkaar ontwikkelen. (Bijv. uil/ vlinder/ vleermuis)

Analogieën niet nuttig voor evolutionaire onderzoeken– ultimate (distal) verklaringen

47
Q

Paring is vanuit evolutie perspectief erg belangrijk. Er zijn verschillende variaties van man/ vrouw waarin ze samenleven.

Welke 4 soorten zijn er?

A
  1. Polygynie; 1 mannetje en meerdere vrouwtjes
  2. Polyandrie; 1 vrouwtje en meerdere mannetjes
  3. Monogamie; 1 mannetje en 1 vrouwtje
    4; promiscuity/ polyganandrie; meerdere mannetjes en meerdere vrouwtjes
48
Q

Wat betekent parental investment en wie heeft dit onderzocht?

A

Trivers

Theorie om sekseverschillen te verklaren als het gaat om parigspatronen.
De tijd, energie en risico’s om de nakomelinngen te verzorgen. Dit is vaak ongelijk.

Essentie van Trivers; de sekse die het meeste investeert zijn krachtig in het zoeken naar een partner

49
Q

Hoe is de verdeling bij polygynie?

A

Meestal zoogdieren.
Vrouwtjes zorgen voor de nakomelingen en produceren weinig nakomelingen.
Daarom mannetjes op zoek naar meerdere vrouwtjes

50
Q

Hoe is de verdeling bij polyandrie?

A

Weinig soorten alleen vissen en vogels. Ei leggende dieren.
Mannetjes verzorgen de eitjes. Vrouwtjes gaan op zoek naar nieuwe paringspartner.

Volgens Trivors theorie vrouwtjes in dit geval sterker, meer kleur.

51
Q

Hoe is de verdeling bij monagamie?

A

Als beide ouders nodig zijn om jong groot te brengen. Natuurlijke selectie zorgt dat ze samen blijven.
Is vooral sociale monogamie ipv sexuele monogamie

Vooral vogels/ coyotes

52
Q

Hoe is de verdeling bij promiscuity/ polyganandrie?

A

Chimpansees/ bonobo’s. Vrouwtje paart met meerdere mannetjes in een groep. Niet bekend wie de vader is daarom leven ze in vrede met elkaar.

53
Q

Welk paringspatroon hoort bij de mens?

A

Mensen vallen tussen monogamie en polygynie in. Polygynie bij niet westerse culturen (1 man meerdere huwelijkeb, masr vaak mannen met status)

54
Q

Wat is agressie?

A

Gedrag met de intentie de ander kwaad te doen. Dieren en mensen hebben hersenmechanismen die agressief gedrag bevorderen voor overleving en voortplanting

55
Q

Wat onderzochten martin daly en margo wilson?

A

Het moorden tussen m-m en v-v.

30 op 1. Seksuele jaloezie vaak de oorzaak

56
Q

Wat is de definite van helpen?

A

Vanuit evolutionair oogpunt is elk gedrag dat de kans op overleving en reproductie van een ander vergroot

57
Q

Wat is de definitie van coöperatie?

A

Het helpen van een ander, terwijl het individu ook zichzelf helpt/ samenwerken.

Cooperatie gebeurt al vroeg bij kinderen

58
Q

Wat is de definitie van altruisme?

A

Een ander helpen, terwijl het de kans op eigen overleven en voortplanting verkleint.

59
Q

Welke twee theorieën kent altruisme?

A

Kin selectie

Reciprociteit theorie

60
Q

Wat is nepotisme?

A

Het helpen van familie is groter dan niet familie

61
Q

Wat houdt de kin selectie in en wie heeft dit bedacht?

A

Hamilton

Het individu helpt de ander van de familie omdat ze genetisch op elkaar lijken. Komt door NATUURLIJKE SELECTIE. Genen overleven wel ipv individu.

62
Q

Wat houdt de reciprocitietsstheorie in en wie heeft het bedacht?

A

Triver

Altruisme Gebeurt ook bij niet familieleden. Soort cooperatie op lange termijn. Als de ander hen bijv. in het verleden heeft geholpen.

Mensen doen dit vaak om een betere reputatie te krijgen.

Daarnaast hebben mensen emoties zoals dankbaarheid die reciprociteit bevorderen

63
Q

Wat is naturalistic fallacy?

A

Als natuurlijk vergeleken wordt met juist of moreel. Maar dit zijn producten vvan onze gedachten

64
Q

Van wie is de uitdrukking survival of the fittest?

A

Spencer

65
Q

Wat is deterministic fallacy?

A

Gezegd wordt dat genetische invloed op ons gedrag de vorm van genetische controle gaat aannemen over ons. Waar we niks aan kunnen doen. Gedrag zou direct beinvloed worden door onze genen ipv interactie met de omgeving.

66
Q

Als een eigenschap sterk varieert over verschillende individuen maar die variatie is wel geleidelijk verdeeld over alle individuen dan is er waarachijnlijk sprake van een…

A

Polygene eigenschap