Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Wat is interestperunage?

A

Het interestperunage is het interestpercentage geschreven in decimalen zonder toevoeging van procent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat verstaan we onder enkelvoudige interest?

A

Bij enkelvoudige interest wordt de interest berekend over het oorspronkelijke bedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke formule wordt gebruikte voor de berekening van de enkelvoudige interest?

A
K  x  P  x  T
Enkelvoudige interest =   -----------------	                                     100  x  c
	K = kapitaal
	P = percentage
	T = tijd
	c = constante
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat verstaan we onder samengestelde interest?

A

Bij samengestelde interest wordt de interest aan het eind van de periode toegevoegd aan de hoofdsom. Daarna wordt de interest berekend over het totaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke formule wordt gebruikt voor de eindwaarde van één bedrag bij samengestelde interest?

A

En = K x (1 + i)n

E = Eindwaarde
K = Kapitaal
i = interestperunage
n = het aantal periode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen de uitkomsten van formules voor enkelvoudige en samengestelde interest?

A

De uitkomst bij de formule van enkelvoudige interest bestaat alleen uit het interestbedrag, de uitkomst bij de formule van samengestelde interest omvat ook het ingebrachte kapitaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is 4% samengesteld interest per halfjaar minder dan, meer dan of gelijk aan 8% samengestelde interest per jaar?

A

4% samengestelde interest per halfjaar is meer dan 8% samengestelde interest per jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke formule wordt gebruikt voor het berekenen van de constante waarde van één bedrag bij samengestelde interest?

A

Cn = K x (1 + i) –n

C = constante waarde
K = beginkapitaal   (eigenlijk het eindkapitaal)
i = interestperunage
n = het aantal periode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een rente?

A

Bij dit vak verstaan we onder een rente een reeks van gelijke bedragen die met gelijke tussenruimten wordt ontvangen of betaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn termijnen?

A

De stortingen noemt met termijnen en staan op het tijdstip van storten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer moet de laatste termijn apart bijgeteld worden bij het berekenen van de eindwaarde van een rente?

A

Als bij de tijdlijn het moment van berekenen samenvalt met een termijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke drie manieren kent u om een lening af te lossen?

A

Aflossing ineens aan het eind van de looptijd.
Aflossing in gelijke bedragen gedurende de looptijd.
Aflossing met behulp van annuïteiten. Bij een annuïteit blijft de som van interest en aflossing gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een annuïteit?

A

Een vast bedrag aan interest en aflossing samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een ander woord voor eindwaarde?

A

Slotwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de constante waarde van een bedrag?

A

Het bedrag wat we nu op de bank moeten plaatsen om over een bekend toekomstig bedrag te kunnen beschikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer spreekt men van een koopsom?

A

Wanneer u maandelijks een bedrag ontvangt heeft u ooit in het verleden of een bedrag ineens betaald of gedurende een aantal jaren een premie. Bij een bedrag ineens betalen spreekt met over een koopsom.

17
Q

Wat is prenumerando-rente?

A

Wanneer een storting plaats vind aan het begin van een termijn.

18
Q

Wat is de formule voor de eindwaarde van een rente?

A

(1+i) x ((1+i)n - 1)
En = T x —————————
i

En = eindwaarde
T = een kapitaal uit een reeks gelijke kapitalen die met gelijke tussenperioden vervallen.
i = interestperunage
n = aantal periodes/aantal termijnen
19
Q

Wat is postnumerando-rente?

A

Wanneer een storting plaats vind aan het eind van een termijn. Het laatste termijn wordt apart bijgeteld.

20
Q

Wat is het verband tussen prenumerando-rente en postnumerando-rente?

A

prenumerando = postnumerando x (1 + i)

21
Q

Wat is de formule voor de constante waarde van een rente?

A
1  -  (1  +  i) -n
Cn  = T  x ---------------------------
                             i
Cn = constante waarde
T = een kapitaal uit een reeks gelijke kapitalen die met gelijke tussenperioden vervallen.
i = interestperunage
n = aantal periodes/aantal termijnen
22
Q

Wat is het verband tussen aflossing en annuïteit?

A

Interest = annuïteit - aflossing

23
Q

Welke formule word gebruikt voor het berekenen van aflossing?

A

an = a1 x (1 + i)n-1

a = aflossing
n = termijn van de aflossing
24
Q

Hoe bereken je de interest?

A

Interest = interestpercentage x schuld begin van de periode

25
Q

Op welke 4 methodes kan de aflossing bepaald worden??

A

Afhankelijk van de gekozen methode:
Aflossing aan het eind van de looptijd: 0,- en laatste jaar geleende bedrag.
Lineaire aflossing: schuld / looptijd.
Aflossen met annuïteiten: aflossing = annuïteit - interest.
Schuld eind van het jaar = schuld begin van het jaar - aflossing.