Hoofdstuk 3 Flashcards
1
Q
De sterren van de hemel zingen
A
Sing really nice
2
Q
Een vat vol tegenstrijdigheden
A
Φέρνει αντιρρήσεις
3
Q
Het eens zijn
A
Met
Συμφωνώ
4
Q
Kunnen opschieten
A
Met
Τα πάω καλά με
5
Q
Uit je hoofd leren
A
Μαθαίνω απέξω
6
Q
Je best doen
A
Doing my best
7
Q
Het is uit(relatie)
A
It’s over
8
Q
Het moeilijk hebben
A
To have problems
9
Q
Iemand aan de lijn hebben
A
Όταν μιλάει κάποιος στο τηλέφωνο
10
Q
Je schouders ophalen
A
Όταν δεν ξέρεις κάτι
11
Q
Van de kaart zijn
A
I’m confused