Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Er gloeiend bij zijn

A

Betrapt worden (get caught)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ieder dubbeltje omdraaien

A

Weinig geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dat is verleden tijd

A

We praten er niet meer over( that belongs to the past)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geen sprake van

A

Dat gebeurt absoluut niet (noway)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kom je daar nou bij?

A

Het is een gek idee(what makes you think that?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Iets(niet)voor mogelijk houden

A

Er is een goede kans of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Iets uit je hoofd zetten

A

Dat gaat niet/nooit gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik moet er niet aan denken

A

Dat wil ik niet / dat moet niet gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly