Hoofdstuk 20 Flashcards
Uitbreidingsinvesteringen
Een extra kapitaalgoed.
Vervangingsinvesteringen
Vervangt een oud kapitaalgoed.
Cashflow
Het verschil tussen de geldstroom die de onderneming door de investering ontvangt en de geldstroom die zij uitgeeft.
Terugverdientijd
De periode waarin de investering zichzelf terugverdient met behulp van de (jaarlijkse) cashlflows.
Nettocontantewaardemethode
We maken de cashflows contant naar het moment van de investering en verminderen dit bedrag met het investeringsbedrag. Indien positief -> aanvaardbaar.
Financiële structuur
Bestaat uit de samenstelling van de activa, dit is de kapitaalstructuur, en de samenstelling van het vermogen dat daar tegenover staat: de vermogensstructuur.
Aansluiten levensduur
De looptijd van het aan te trekken vermogen moet zo goed mogelijk aansluiten bij de levensduur van het in de activa te investeren vermogen.
Off-balance financiering
Financiering buiten de balans om. Hiervan is sprake als zaken waarover een onderneming effectief beschikt niet op de balans van de onderneming worden weergegeven, zoals bij huur of leasing.
Solvabiliteitseis
Het vreemd vermogen niet te hoog mag zijn t.o.v het ev. Als de onderneming hieraan voldoet kan de onderneming bij de bank lenen of het rentepercentage is aantrekkelijker.
Factoring
Een onderneming draagt zijn vorderingen over aan een factormaatschappij tegen betaling van een voorschot. Bedrijf zelf geen debiteuren.
Cloudoplossingen
Hard-en/of software inclusief ondersteuning worden uitbesteed aan een IT-dienstverlener.