Hoofdstuk 18 Flashcards

1
Q

Onderhandse lening

A

Een lening op lange termijn. Éen geldgever, direct contact. Lvv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Achtergestelde lening

A

Een lening waarop pas hoeft te worden betaald als alle andere schulden zijn betaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hypothecaire lening

A

Een geldlening op onderpand van een onroerende zaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lineaire hypotheek

A

Een hypothecaire lening waarbij de aflossing periodiek gelijk blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Annuïteitenhypotheek

A

De ondernemer betaalt een periodiek gelijkblijvend bedrag aan interest en aflossing samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Annuïteit

A

Een periodiek (gelijkblijvend) bedrag aan interest en aflossing samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Obligatie

A

Een bewijs van deelneming in een geldlening (obligatielening).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Obligatielening

A

Een geldlening op lange termijn die in kleine bedragen is opgedeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mogelijkheden van aflossen

A
  • In één keer aan het einde van de looptijd
  • In gedeelten gedurende een aantal jaren
  • Inkopen van de eigen obligaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Prospectus

A

Hierin staan bijzonderheden over de instelling of onderneming die de obligatielening uitgeeft en de obligatielening zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Koers boven de 100%

A

Agio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Koers beneden de 100%

A

Disagio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leverancierskrediet

A

De leverancier levert goederen die pas later door de afnemer hoeven te worden betaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Consumptief leverancierskrediet

A

Krediet dat een leverancier verleent aan een consument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Productief leverancierskrediet

A

Krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Korting contant

A

Korting voor snelle betaling. Bij latere betaling dan de gestelde termijn vervalt de korting.

17
Q

Kredietbeperkingstoeslag

A

Als een afnemer niet binnen de gestelde termijn betaalt, moet hij een toeslag betalen.

18
Q

Afnemerskrediet

A

Krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier. Dit komt met name voor bij dienstverlenende bedrijven, speciale orders en de opkopende handel.

19
Q

Rekening-courant

A

Een bankrekening die gebruikt wordt voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten.

20
Q

Kredietplafond

A

Het max bedrag dat een onderneming van de bank rood mag staan bij een rekening-courantkrediet.

21
Q

Dispositieruimte

A

Het bedrag dat de onderneming max kan opnemen van de bankrekening rekening houdend met het kredietplafond.

22
Q

Anticipatiekrediet

A

Een krediet dat vooruitloopt op de plaatsing van aandelen of obligaties.