hoofdstuk 2 woordjes Flashcards
Aardkorst
Dunne laag gesteente om de aarde. Met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder het vaste land
benedenloop
Het laatste stuk van een rivier, dicht bij de zee.
bovenloop
Het eerste stuk van een rivier, dicht bij de bron
Breuk
Barst of scheur in de aardkorst
Chemische verwering
Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert.
Delta
Gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in meerdere stromingen
eindmorene
Verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is blijven liggen.
Endogene kracht
Kracht die de aardkorst van binnenuit verandert
erosie
Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind
exogene kracht
kracht die de aardkorst van buitenaf verandert
Firn
Korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw.
Firnbekken
Verzamelbekken van overjarige sneeuw, hoog in de bergen.
Gemengde rivier
Rivier die behalve regenwater ook smeltwater van gletsjers afvoert
glaciaal
Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en wwarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd
gletsjer
Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
gletsjerpoort
de plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt
gletsjerrivier
Rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert.
gletsjertunnel
tunnel die onder een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt
grondmorene
Sediment dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als de gletsjer smelt.
heuvelland
Gebied met een hoogteligging tussen 200 tot 500m
hoefijzermeer
Meer dat is gevormd door de afsnijding van een meander van een rivier
hooggebergte
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1500m
horst
Een langs een breukval liggend deel van het aardoppenvlak dat minder naar beneden is gezakt dan de slenk
ijstijd
Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en wwarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd
interglaciaal
Warmere periode tussen twee ijstijden in.
jong gebergte
Gebergte dat pas enkele tientallen miljoenen jaar oud is.
laagland
Gebied met een hogteliging lager dam 200 m
landschapskringloop
Het proces van verwering en erosie waardoor een landschap telkens van uiterlijk verandert.
Meander
Natuurlijke bocht in een rivier
Mechanische verwering
Het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet verandert
Middelgebergte
Gebied waarbij de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1.500 m hoog zijn
Middenloop
Deel van de rivier tussen de boven en de benedenloop in.
Neerslag
Water dat in vaste of vloeibare stoffen uit de dampkring op de aarde neerkomt
Oud gebergte
Gebergte dat enkele honderden miljoenen jaren oud is
plaat
Stuk van de aardkorst
plooiingsgebergte
Gebergte dat is ontstaan door plooiing van stukken van de aardkorst
ReliËf
Hoogteverschillen in het landschap
Rivier
Een natuurlijke waterloop die water afvoert uit een gebied
schol
Stuk van de aardkorst
sediment
meegevoerde zand en kleideeltjes die bezinken
sedimentatie
afzetting van materiaal dat is meegenomen door water wind of ijs
sedimentgesteente
gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat is aangevierd door ijs water of wind
slenk
Een langs een breukvlak omlaag gezakt deel van de aardkorst
stroomgebied
Het gebied dat afwatert op de hoofdrivier van een stroomstelsel
stroomstelsel
Rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied
U-dal
Dal dat de vorm van een Uheeft en is ontstaan is door de uitschurende werking van een gletsjer
V-dal
Dal dat de vorm van een V heeft en is onstaan door de uitschurende werking van een rivier
verwering
Het uiteenvallen van een gesteebnte onder invloed van weer en plantengroei
Verweringsmateriaal
Puin dat ontstaat bij verwering
waterscheiding
Grens tussen twee stroomgebieden
zijmorene
Gletsjerpuin aan de zijkant van een gletsjer