hoofdstuk 2 woordjes Flashcards

1
Q

Aardkorst

A

Dunne laag gesteente om de aarde. Met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder het vaste land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

benedenloop

A

Het laatste stuk van een rivier, dicht bij de zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bovenloop

A

Het eerste stuk van een rivier, dicht bij de bron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Breuk

A

Barst of scheur in de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chemische verwering

A

Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Delta

A

Gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in meerdere stromingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

eindmorene

A

Verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is blijven liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Endogene kracht

A

Kracht die de aardkorst van binnenuit verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

erosie

A

Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

exogene kracht

A

kracht die de aardkorst van buitenaf verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Firn

A

Korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Firnbekken

A

Verzamelbekken van overjarige sneeuw, hoog in de bergen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gemengde rivier

A

Rivier die behalve regenwater ook smeltwater van gletsjers afvoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

glaciaal

A

Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en wwarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gletsjer

A

Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gletsjerpoort

A

de plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gletsjerrivier

A

Rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gletsjertunnel

A

tunnel die onder een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

grondmorene

A

Sediment dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als de gletsjer smelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

heuvelland

A

Gebied met een hoogteligging tussen 200 tot 500m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoefijzermeer

A

Meer dat is gevormd door de afsnijding van een meander van een rivier

22
Q

hooggebergte

A

Gebied met bergen die hoger zijn dan 1500m

23
Q

horst

A

Een langs een breukval liggend deel van het aardoppenvlak dat minder naar beneden is gezakt dan de slenk

24
Q

ijstijd

A

Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en wwarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd

25
interglaciaal
Warmere periode tussen twee ijstijden in.
26
jong gebergte
Gebergte dat pas enkele tientallen miljoenen jaar oud is.
27
laagland
Gebied met een hogteliging lager dam 200 m
28
landschapskringloop
Het proces van verwering en erosie waardoor een landschap telkens van uiterlijk verandert.
29
Meander
Natuurlijke bocht in een rivier
30
Mechanische verwering
Het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet verandert
31
Middelgebergte
Gebied waarbij de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1.500 m hoog zijn
32
Middenloop
Deel van de rivier tussen de boven en de benedenloop in.
33
Neerslag
Water dat in vaste of vloeibare stoffen uit de dampkring op de aarde neerkomt
34
Oud gebergte
Gebergte dat enkele honderden miljoenen jaren oud is
35
plaat
Stuk van de aardkorst
36
plooiingsgebergte
Gebergte dat is ontstaan door plooiing van stukken van de aardkorst
37
ReliËf
Hoogteverschillen in het landschap
38
Rivier
Een natuurlijke waterloop die water afvoert uit een gebied
39
schol
Stuk van de aardkorst
40
sediment
meegevoerde zand en kleideeltjes die bezinken
41
sedimentatie
afzetting van materiaal dat is meegenomen door water wind of ijs
42
sedimentgesteente
gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat is aangevierd door ijs water of wind
43
slenk
Een langs een breukvlak omlaag gezakt deel van de aardkorst
44
stroomgebied
Het gebied dat afwatert op de hoofdrivier van een stroomstelsel
45
stroomstelsel
Rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied
46
U-dal
Dal dat de vorm van een Uheeft en is ontstaan is door de uitschurende werking van een gletsjer
47
V-dal
Dal dat de vorm van een V heeft en is onstaan door de uitschurende werking van een rivier
48
verwering
Het uiteenvallen van een gesteebnte onder invloed van weer en plantengroei
49
Verweringsmateriaal
Puin dat ontstaat bij verwering
50
waterscheiding
Grens tussen twee stroomgebieden
51
zijmorene
Gletsjerpuin aan de zijkant van een gletsjer