Hoofdstuk 2 (week 2) Flashcards
Creationisme
De religieus geinspireerde opvatting dat het universum en al het leven op aarde hun onstaan te danken hebben aan god
Natuurliijke selectie
Organismen die zich het best hebben aangepast aan hun omgeving hebben de grootste kans om te overleven en om zich voort te planten
Evolutie
Het geleidelijke proces van biologische verandering van een soort doordat die zich succesvol aanpast aan zijn omgeving
Genotype
Kenmerken van een organisme zoals die genetisch zijn vastgelegd. (indirect waarneembaar)
Fenotype
Waarneembare fysiekke kenmerken van een organisme (direct waarneembaar)
Genoom
Een complete set van alle biologische kenmerken in een cel
Biopsychologie (gedragspsychologie)
Specialisme in de psychologie dat de interactie tussen biologie, gedrag en de omgeving bestudeert.
Soorten Neuronen + functie
Motorische neuronen (efferente neuronen): vervoer info van hersenen en het ruggenmerg naar organen en spieren Sensorische neuronen (afferente neuronen): vervoer info van organen en zintuigen naar de hersenen en het ruggenmerg Schakelcellen (inter neuronen): verbinden de informatie van motorische en sensorische neuronen
Functie van afferente en efferente neuronen
Afferente (sensorische): geleiden signalen die leiden tot sensaties van zicht, gehoor en aanraking etc.naar de hersenen.
Efferente (motorische): geleiden de instructies voor onze handelingen