hoofdstuk 2, paragraaf 2 Flashcards

1
Q

wat zijn productiekosten?

A

de kosten die gemaakt moeten worden om iets te produceren. Er zijn twee soorten productiekosten: vaste kosten en variabele kosten.
Vaste kosten zijn kosten die niet veranderen als er meer of minder geproduceerd wordt.
Variabele kosten zijn kosten die wel veranderen als er meer of minder geproduceerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de totale kosten (TK)

A

alle kosten die een producent maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de gemiddelde totale kosten (GTK) en wat is de formule?

A

de totale kosten per geproduceerde eenheid. De formule is: GTK = TK / productieomvang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de gemiddelde variabele kosten (GVK) en wat is deze formule?

A

de variabele kosten per geproduceerde eenheid. Deze formule is: GVK = VK / productieomvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn progressief variabele kosten?

A

de GVK stijgenbij toename van productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn degressief variabele kosten?

A

de GVK dalen bij toename van productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de gemiddelde vaste/constante kosten (GCK) en wat is deze formule?

A

de vaste kosten per geproduceerde eenheid. Deze formule is: GCK = CK / productieomvang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de marginale kosten en wat is deze formule?

A

de extra totale kosten die gemaakt worden om een extra eenheid te produceren. De formule is als volgt: MK = extra TK / extra geproduceerde eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly