Hoofdstuk 2: Morele waarden in tijd en ruimte. (Trimester 1) Flashcards

1
Q

Geef de definitie van moreel relativisme.

A

Opvatting dat er niet één moraal is voor iedereen die altijd en overal geldt. Het is afhankelijk van de normen en waarden van groepen of individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de definitie van moreel universalisme.

A

Opvatting dat er één moraal is die overal en voor iedereen altijd geldig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de definitie van woke.

A

Bewust zijn van maatschappelijke problemen zoals racisme en discriminatie en die verwerpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn sofisten?

A

Leraars die tegen betaling les gaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie is Protagoras en wat beweerde hij?

A

= Sofist
- ‘homo mensura’ (= mens is de maat van alle dingen)
- relativisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Socrates en wat beweerde hij?

A
  • niet eens met Sofisten
  • rede -> morele waarheden ontdekken
  • morele regels -> worden gevolgd ongeacht wat je denkt
    = Universalist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens?

A

Deze verklaring bevat alle basisrechten van de mens (=universeel).
Opgesteld door de Verenigde Naties in 1948.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef drie Verlichtingsfilosofen.

A

Locke, Rousseau en Montsequieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een kritiek op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

A

Het vertolkt een Westers mens- en wereldbeeld en dat wordt opgedrongen an de rest van de wereld.
= Mensenrechten-imperialisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly