Hoofdstuk 2 Kostenindelingen Flashcards

1
Q

Wat is economische slijtage?

A

Wanneer er een machine op de markt wordt gebracht die sneller en goedkoper is dan de huidige variant. De huidige variant wordt dan minder waard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 functies heeft grond?

A
  • Vestingplaats. Waarde kan toe of afnemen economisch
  • Als drager van agrarische producten. Slijtage kan er zijn wanneer er minder vraag is.
  • Drager van delfstoffen (olie, gas en ertsen). Grond kan technisch slijten naarmate de winning van de delfstoffen voortschrijdt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 methode bestaan er voor de bepaling van de noodzakelijke hoeveelheid?

A
  1. Het grondstoffenverbruik van de afgelopen periode vormt de basis. De vastgestelde cijfers worden dan nog gecorrigeerd op verspillingen
  2. Wetenschappelijke bepaling van het standaardverbruik, bijvoorbeeld dmv proeffabricage
  3. Methode waarbij bovenstaande 2 worden samengevoegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is afval?

A

De hoeveelheid grondstoffen die tijdens het productieproces verloren gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is uitval?

A

Heeft betrekking op de afgekeurde eindproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie situaties kunnen ontstaan bij afval?

A
  1. Afval heeft geen waarde en afvoeren brengt geen kosten mee.
  2. Afval heeft nog waarde
  3. Afvoeren van het afval brengt kosten mee.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn hulpstoffen?

A

Dit zijn stoffen die net als grondstof wordt aangewend bij het productieproces. Ze gaan niet op in het eindproduct maar ze dienen om het productieproces mogelijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de vaste verreken prijs?

A

Een geschatte gemiddelde inkoopprijs inclusief directe inkoopkosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 voorraden kennen we?

A
  • Voorraden grondstoffen
  • Voorraden producten in bewerking
  • Voorraden eindproducten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke 2 groepen kunnen we de kosten van voorraad duiden?

A
  1. Opslagkosten

2. Risico’s Voorraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke opslagkosten kennen we (4)

A
  • De kosten voor afschrijving en interest van het magazijn
  • De arbeidskosten van het magazijnpersoneel
  • De kosten voor verwarming, verlichting etc.
  • De interest kosten van de voorraad zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke risico voorraadkosten kennen we (3)

A
  • Risico van bederf, diefstal en brand
  • Risico van uit de mode raken
  • Prijsrisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is technische voorraad?

A

Dit is de voorraad die daadwerkelijk in het magazijn ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is economische voorraad?

A

Dit is de voorraad waarover men prijsrisico loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bereken je de economische voorraad?

A

technische voorraad + voorinkopen - voorverkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn voorinkopen?

A

Dit zijn inkopen waarbij de inkoopprijs al contractueel vast ligt, maar de goederen zijn nog niet ontvangen in het magazijn.

17
Q

Wat zijn voorverkopen?

A

Dit zijn goederen waarvan het verkoopcontract getekend is, alleen liggen deze goederen nog in het magazijn.

18
Q

Welke 3 zaken spelen een rol bij het bepalen van de voorraadhoogte?

A
  1. De bestelkosten
  2. De opslagkosten
  3. De risico’s van de voorraad
19
Q

Waar is de prijs op arbeid afhankelijk van?

A
  1. De loonvoet

2. Het toegepaste loonstelsel

20
Q

Wat is de loonvoet?

A

Dat zijn de hoogte van de lonen zoals deze contractueel is vastgelegd

21
Q

Welke 2 hoofdvormen zijn er van de beloningssystemen?

A
  1. Tijdloon

2. Stukloon

22
Q

Benoem de voordelen van tijdloon?

A
  • Eenvoudig te begrijpen door iedereen
  • Weinig administratie
  • De werknemen weet periodiek wat hij verdient
23
Q

Benoem de nadelen van tijdloon?

A
  • Mogelijkheid van spanningen binnen een team, doordat de een hard werkt en de andere minimaal presteren
  • Geen prikkel tot betere prestaties
24
Q

Noem de voordelen van prestatiebeloning

A
  • Hogere productiviteit
  • Lagere kosten per eenheid
  • Minder toezicht nodig
25
Q

Noem de nadelen van prestatiebeloning

A
  • Kwantiteit gaat ten koste van kwaliteit
  • Gevaar voor stress
  • Minder oog voor materiaalverbruik en veiligheidsaspecten.
26
Q

In welke 3 groepen kunnen we belasting indelen?

A
  • Kostprijsverhogende belastingen. VB: motorrijtuigenbelasting
  • Belasting waarvoor de ondernemer als incasseerder optreedt. VB: Omzetbelasting
  • Belastingen over winst.