Hoofdstuk 1 Kostensoorten Flashcards
Benoem de 3 verschillende bedrijfshuishoudingen op basis van de doelstellingen
- Ondernemingen (Profitorganisaties)
- Bedrijven (non-profitorganisaties)
- Overheidsdiensten (non-profitorganisaties)
Wat is een bedrijfskolom?
Dit is de keten van bedrijfshuidhoudingen die de oer producent verbindt met de consument.
Noem de 4 bewegingsverschijnselen.
- Differentiatie
- Integratie
- Specialisatie
- Parallellisatie
Wat is differentiatie?
Wanneer een bepaalde fase van het productieproces wordt afgestoten naar een afzonderlijke bedrijfshuishouding.
Wat is integratie?
Het samenvoegen van één bedrijfshouding in 2 van dezelfde bedrijfskolom. Dit is een opeenvolging van fasen uit hetzelfde productieproces.
Wat is specialisatie?
Wanneer je beperkt naar een kleiner assortiment
Wat is parallellisatie?
Het samenvoegen in één bedrijfshuishouding van producten die zich in hetzelfde bewerkingsstadium bevinden, maar tot nu toe in een verschillende bedrijfshuishouding voortgebracht werden.
Waarom maak je een kostprijsberekening? (5)
- Inschatten van de winstgevendheid
- Bepalen van de verkoopprijs
- Ter bepaling van de langer termijn keuzen
- Als grondslag voor de waardering op de balans
- Ter bewaking van bedrijfszuinigheid
Verschil tussen massa productie en stuk productie
Bij massa productie houdt je geen rekening met de individuele wensen van de afnemer. Bij stuk productie wel. Hierbij kijk je naar de wensen van je afnemer want hier produceer je het voor.
Wat is seriestukproductie?
De afnemer bepaalt de hoedanigheid van het product, waarvan hij er een aantal koopt. Voorbeeld: x aantal chalets op de camping.
Hoe bereken je het efficiencyresultaat?
(Standaardhoeveelheid - Werkelijke hoeveelheid) x Standaardprijs
Hoe bereken je het prijsresultaat?
(standaardprijs - Werkelijke prijs) x Werkelijke hoeveelheid
Welke methoden zijn er voor de vaststelling van de standaardhoeveelheid? (3)
- Uitgaan van de in het verleden gebruikte hoeveelheden, nadat de correctie voor de opgetreden verspillingen heeft plaatsgevonden.
- Vaststelling op wetenschappelijke wijze.
- De methode waarbij de bovenstaande 2 methode elkaar aanvullen.
Noem twee verschillen tussen de historische kostprijsberekening en de kostprijsberekening volgens de methode van de standaardkostprijs.
- Bij de historische kostprijsberekening wordt uitgegaan van werkelijk verbruikte hoeveelheden. Bij de standaardkostprijsberekening wordt uitgegaan van standaard (= toegestane) hoeveelheden.
- Bij de historische kostprijsberekening wordt uitgegaan van werkelijk betaalde prijzen. Bij de standaardkostprijsberekening wordt uitgegaan van standaardprijzen (op basis van de vervangingswaarde).
Noem de gevallen waar het niet rationeel is om de kostprijs te berekenen op basis van de vervangingswaarde.
- Als er sprake is van incidentele productie (en de vervangingsverplichting niet bestaat).
- Als vervanging van de opgeofferde productiemiddelen niet mogelijk is.
- Als de opbrengstwaarde van een product lager is dan de vervangingswaarde, is de opbrengstwaarde de basis voor de waardering.