Hoofdstuk 2: Het formuleren van een onderzoeksdoelstelling en een vraagstelling Flashcards

1
Q

Kenmerken goed onderzoeksontwerp

A
  • Relevantie

* Haalbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 types eindproducten (formuleren opdracht)

A
  • Analyse
  • Advies
  • Ontwerp
  • Fabricaat
  • Handeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderzoeksvoorstel

A

“een document waarin je beschrijft welke vragen gesteld worden en wat gepland is om deze te beantwoorden”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opdracht

A

het bepalen welke bijdrage je gaat leveren met het onderzoek en in welke vorm deze bijdrage wordt opgeleverd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Centrale vraag

A

“een bondige, open vraag die beschrijft wat onderzocht moet worden”

Deze is kernachtig, ondubbelzinnig en nauwkeurig geformuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onderzoeksdoelstelling

A

“de exacte weergave van wat de onderzoeker binnen een gegeven tijdsbestek gaat opleveren”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

SMART

A
  • Specific
  • Measurable
  • Achievable
  • Relevant
  • Time-bound
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verkennende vraag

A
•	Wanneer je nog niet veel weet over je onderwerp of op zoek bent naar nieuwe ideeën en inzichten
•	In een vooronderzoek
•	Te beantwoorden via:
Literatuuronderzoek
Praten met experts
Houden van interviews
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijvende vraag

A

• Wanneer je een nauwkeurig verslag wil geven van personen, gebeurtenissen of situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verklarende vraag

A

• Wanneer men op zoek is naar het verband tussen verschillende variabelen of opzoek is naar de oorzaken van een bepaald verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hypothese

A

Een hypothese is een veronderstelling over het verband tussen twee of meerdere gebeurtenissen of concepten, die getoetst kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Deductieve methode

A

Onderzoeksmethode waarbij je een bestaande theorie of bestaand model gebruikt om een hypothese te formuleren en je een onderzoeksmethode ontwerpt om deze hypothese te toetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inductieve methode

A

Onderzoeksmethode waarbij een theorie wordt ontwikkeld op basis van het verzamelen van data door waarneming van de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Inductie

A

Zoeken naar een theorie die past bij de verzamelde informatie (vb. diagnose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Deductie

A

Uit de theorie voorspellingen afleiden (vb. gevolgen van niets doen of van medicijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stipuleren

A

Op een duidelijke, specifieke manier beschrijven wat er met een bepaalde term binnen jouw onderzoek bedoeld wordt.

17
Q

Haalbaarheid

A

“De mate waarin het mogelijk is je doel te bereiken binnen gestelde beperkingen”

18
Q

Relevantie

A

“De mate waarin een onderzoek een waardevolle bijdrage levert aan beslissingsprocessen of algemene kennis over een onderwerp, ongeacht de uitkomst”

19
Q

Onderdelen onderzoeksvoorstel

A
  • Het oriënteren op het probleem en de context
  • Het formuleren van de opdracht, de onderzoeksdoelstelling en de vraagstelling
  • Het schrijven van het onderzoeksvoorstel
20
Q

Theoretische deelvragen

A

Te beantwoorden via beschikbare literatuur

21
Q

Empirische deelvragen

A

Te beantwoorden met data die je zelf verzamelt of interpreteert

22
Q

Correlatie

A

Samenhang