Hoofdstuk 2: Grote Natuurlandschappen op Aarde Flashcards
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km²).
Bevolkingsdichtheid
De verdeling van mensen over een land of gebied.
Bevolkingsspreiding
Variatie aan levensvormen in de natuur.
Biodiversiteit
Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10°C in de zomer).
Boomgrens
Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt.
Breedtecirkel
De afstand van een plaats tot de evenaar.
Breedteligging
Ervoor zorgen dat iets altijd blijft staan.
Duurzaam
Gebied waar altijd sneeuw ligt.
Eeuwige Sneeuw
Boomkruinen op verschillende hoogten in een bos.
Etage
Lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.
Evenaar
Veeteelt met weinig vee per hectare.
Extensieve Veeteelt
Het gebied tussen de breedtecirkel van 23½ en 66½° N.B. en 23½ en 66½° Z.B. Gematigd wil zeggen: niet te warm en niet te koud.
Gematigde Zone
Bos waar loof- en naaldbomen door elkaar groeien. Ligt tussen de taiga en de loofboomgordel.
Gemengd Bos
Het opnieuw aanplanten van jonge bomen na een houtkap.
Herbebossing
De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60°).
Hoge Breedte
Berggebied met toppen die hoger zijn dan 1.500 m.
Hooggebergte
Zone van plantengroei in een gebergte.
Hoogtegordel
Landschap waarin mensen huizen, wegen, akkers, weilanden en andere dingen hebben aangelegd. Heet ook cultuurlandschap.
Ingericht Landschap
Veeteelt met veel vee per hectare.
Intensieve Veeteelt
Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden.
Irrigatie
Lijn die punten van een gelijke temperatuur met elkaar verbindt.
Isotherm
De breedtecirkel van 23½° N.B. en 23½° Z.B.; grens van de tropen.
Keerkring