Hoofdstuk 2: Grote Natuurlandschappen op Aarde Flashcards

1
Q

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km²).

A

Bevolkingsdichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De verdeling van mensen over een land of gebied.

A

Bevolkingsspreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Variatie aan levensvormen in de natuur.

A

Biodiversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10°C in de zomer).

A

Boomgrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt.

A

Breedtecirkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De afstand van een plaats tot de evenaar.

A

Breedteligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ervoor zorgen dat iets altijd blijft staan.

A

Duurzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gebied waar altijd sneeuw ligt.

A

Eeuwige Sneeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Boomkruinen op verschillende hoogten in een bos.

A

Etage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.

A

Evenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veeteelt met weinig vee per hectare.

A

Extensieve Veeteelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het gebied tussen de breedtecirkel van 23½ en 66½° N.B. en 23½ en 66½° Z.B. Gematigd wil zeggen: niet te warm en niet te koud.

A

Gematigde Zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bos waar loof- en naaldbomen door elkaar groeien. Ligt tussen de taiga en de loofboomgordel.

A

Gemengd Bos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het opnieuw aanplanten van jonge bomen na een houtkap.

A

Herbebossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60°).

A

Hoge Breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Berggebied met toppen die hoger zijn dan 1.500 m.

A

Hooggebergte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zone van plantengroei in een gebergte.

A

Hoogtegordel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Landschap waarin mensen huizen, wegen, akkers, weilanden en andere dingen hebben aangelegd. Heet ook cultuurlandschap.

A

Ingericht Landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Veeteelt met veel vee per hectare.

A

Intensieve Veeteelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden.

A

Irrigatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Lijn die punten van een gelijke temperatuur met elkaar verbindt.

A

Isotherm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De breedtecirkel van 23½° N.B. en 23½° Z.B.; grens van de tropen.

A

Keerkring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Diagram met de gemiddelde temperatuur en neerslag van een plaats of een gebied.

A

Klimaatdiagram

24
Q

De ligging van een plaats dicht bij de evenaar (minder dan 30°).

A

Lage Breedte

25
Q

Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst.

A

Landijs

26
Q

Zone in de gematigde luchtstreek waar loofbomen groeien, zoals eiken en beuken.

A

Loofboomgordel

27
Q

Temperatuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken.

A

Luchtstreek

28
Q

Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. In de winter is het er gemiddeld kouder dan -3 °C. Heet ook taiga.

A

Naaldboomgordel

29
Q

Een landschap dat (bijna) niet door mensen is ingericht. Het is puur natuur.

A

Natuurlandschap

30
Q

Product uit de natuur halen dat mensen goed kunnen gebruiken.

A

Natuurlijke Hulpbron

31
Q

Water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerkomt.

A

Neerslag

32
Q

De noordelijkste plek op aarde.

A

Noordpool

33
Q

De breedtecirkel van 66½° N.B.

A

Noordpoolcirkel

34
Q

Plek in de woestijn waar water is.

A

Oase

35
Q

Het kappen van bossen.

A

Ontbossing

36
Q

De natuurlijke plantengroei die ergens voorkomt.

A

Oorspronkelijke Plantengroei

37
Q

Altijd bevroren ondergrond.

A

Permafrost

38
Q

De breedtecirkel van 66½° N.B. (noordpoolcirkel) en 66½° Z.B. (zuidpoolcirkel).

A

Poolcirkel

39
Q

Gebied ten noorden van 66½° N.B. en ten zuiden van 66½° Z.B.

A

Poolstreken

40
Q

Jaarlijkse periode met veel neerslag in de tropen.

A

Regentijd

41
Q

Hoogteverschillen in het landschap.

A

Reliëf

42
Q

Hoogtegordel waar door de kou en de harde ondergrond bijna geen planten meer groeien.

A

Rotsgordel

43
Q

Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.

A

Savanne

44
Q

De schaal waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal.

A

Schaalniveau

45
Q

Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.

A

Steppe

46
Q

Regen die ontstaat door opwarming van de lucht, waardoor de lucht gaat stijgen en afkoelen.

A

Stijgingsregen

47
Q

Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. In de winter is het er gemiddeld kouder dan -3 °C. Heet ook naaldboomgordel.

A

Taiga

48
Q

Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes.

A

Toendra

49
Q

Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 23½° N.B. en 23½° Z.B.

A

Tropen

50
Q

Dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen.

A

Tropisch Regenwoud

51
Q

Plantengroei.

A

Vegetatie

52
Q

Erg droog gebied waar bijna niks groeit.

A

Woestijn

53
Q

Bevroren zeewater (pakijs en drijfijs).

A

Zee-ijs

54
Q

De zuidelijkste plek op aarde.

A

Zuidpool

55
Q

Het na een bepaalde periode verplaatsen van een akker naar een nabijgelegen stuk land, omdat de bodem niet vruchtbaar genoeg is voor een permanente akker.

A

Zwerflandbouw