Hoofdstuk 2: epitheelweefsel Flashcards
definitie epitheelweefsel
dicht aaneengesloten cellaag, scheiding tussen lumen, buitenwereld en onderliggend weefsel
functies epitheelweefsel
bescherming, voortbeweging, uitwisseling, secretie, sensorische receptie
ordening epitheelweefsel
sterk samenhangende celvlakken vormen
geen intercellulaire stof
stevig geassocieerde veelhoekige cellen
waarom intercellulaire juncties?
cellen moeten in 1 stevig geheel geïntegreerd worden om andere weefsels te beschermen
hoe intercellulaire juncties?
via bindmiddelen zodat communicatie en interactie tussen de cellen mogelijk is
gap junctions
zorgen voor snelle communicatie tussen cellen via hydrofiele kanaaltjes die open of gesloten kunnen zijn
tight junctions
verhinderen dat voedingsstoffen gaan migreren tussen de cellen door
transporteiwitten blijven zo ook op hun plaats
Desmosomen
verankeren naburige cellen via intermediaire filamenten = uitlopers
basale membraan definitie
een gespecialiseerde plaat met extracellulair materiaal dat de epitheelcellen verbindt met het onderliggend bindweefsel
2 delen basale membraan
lamina basalis: laagje epitheelcellen zelf
lamina reticular: laag onder lamina basalis = fibroblasten
intra-epitheliale klieren
unicellulaire klieren = verspreid
klierplaten = in groepjes
kleine orgaantjes
extra-epitheliale klieren
zittende/sessiele klieren: alle cellen nemen deel aan het secretieproces
gesteelde klieren: niet alle cellen nemen deel aan het secretieproces
trabeculaire klier
massieve celgroep bv. hypofyse
folliculaire klier
ontstaan centrale holte bv. schildklier
ingestie
opname van voedingsstoffen aan de basale pool, die voorzien is van diepe groeven waaruit kleine vesikels zich losmaken
synthese
sereuze cellen: secreteren veel proteïnen en hebben sterk ontwikkeld RER en ronde kern
muceuze cellen: produceren veel mucopolysachariden en hebben goed ontwikkeld Golgi
accumulatie
secretiemateriaal wordt gestapeld in secretiekorrels- of druppels
extrusie
holocriene secretie: de volledige cel wordt teniet gedaan en het cytoplasma verdwijnt, secretiemateriaal komt vrij
apocriene secretie: top van de cel wordt afgesnoerd, er wordt met het basale gedeelte een nieuwe cel gevormd
merocriene secretie: omgekeerde fagocytose
evacuatie
intra-epitheliale klieren: rechtstreekse afgifte op plaats waar het actief zal zijn
endocriene klieren: in de bloedbaan
zittende klieren: verwijdering via contractie van myo-epitheelcellen
gesteelde klieren: passage doorheen de afvoergangen rust op een ‘vis a tergo’, activiteit trilhaarcellen, contractie myo-epitheelcellen,
controle
gemoduleerd door neurale en hormonale prikkels
onderkaakspeekselklier
glandula submandibularis zowel muceuze als sereuze acini seromuceuze acini = sikkels van Gianuzzi schakelstuk van Boll hoofdlozingsgang gestreept kanaal
ondertongspeekselklier
glandula sublingualis
meer muceuze cellen, minder sikkels van Gianuzzi
oorspeekselklier
glandula parotis
uitsluitend sereuze acini
accessoire speekselklieren
glandulae accessoriae
uitsluitend muceuze acini
atypische lozingsgangen
histofysiologie speekselklieren
speeksel is waterig vocht dat zouten, enzymen en mucus bevat
houdt mondepitheel zuiver en zacht, zuivert de mondwand