Hoofdstuk 1: anatomische en histologische terminologie Flashcards
mediaan vlak
midsagittaal
gelijke linker en rechterhelft
sagittaal vlak
verticaal door het lichaam
horizontaal vlak
transversaal
boven en onderhelft
frontaal vlak
van links naar rechts door het lichaam
mediaal
naar het mediane vlak toe
lateraal
van het mediane vlak weg
craniaal/superior
naar de hersenen toe
caudaal/inferior
naar de voeten toe
dorsaal/superior
naar de rug toe
ventraal/anterior
naar de buik toe
palmair
met betrekking tot de handpalm
plantair
met betrekking tot de voetzool
proximaal
dicht bij organen gelegen
distaal
verder weg van organen gelegen
glijbewegingen
2 tegenovergestelde oppervlakten glijden langs elkaar bv sleutelbeen
rotatie
draaien rond lengteas van het lichaam bv naar links/rechts kijken
supinatie
de handpalm wijst naar voor, radius en ulna evenwijdig
pronatie
handpalm wijst naar achter, radius draait over ulna
flexie
hoek tussen bewegende delen wordt kleiner
extensie
hoek tussen bewegende delen wordt groter
abductie
lichaamsdeel van het lichaam weg bewegen
adductie
lichaamsdeel naar het lichaam toe brengen
circumductie
arm, been of vinger draait rondom de mantel van een denkbeeldige kegel
eversie
draaien van voetzool naar buiten, enkel naar binnen
inversie
draaien van voetzool naar binnen, enkel naar buiten
unipotent
celspecifiek, alleen cellen van dezelfde soort voortbrengen
pluripotent
geen extra embryonaal weefsel
totipotent
kan tot alle soorten weefsels differentiëren
multipotent
kan tot beperkt aantal soorten weefsels differentiëren
hyperplasie
meer cellen
hypoplasie
aantal cellen neemt af
hypertrofie
volume neemt toe
metaplasie
celvorm/celtype wijzigt
dysplasie
slechte/afwijkende cellen ontstaan
atrofie
cellen vallen zonder voedingsstoffen