Hoofdstuk 2: Bewustzijn Flashcards
Bespreek de ‘IJsberg van Freud’.
- Bewustzijn: gedachten en gevoelens
- Voorbewustzijn: recente ervaringen: gedachten en gevoelens waar je op dit moment niet mee bezig bent
- Onderbewustzijn: primitieve motieven: trauma’s, angsten, instincten, passies…
De cognitieve psychologie stelt dat bewustzijn en aandacht twee verschillende fenomenen zijn. Bespreek dit a.d.h.v. vier voorbeelden.
- niet-aandachtig & onbewust: zombie-gedrag (vb. naar huis rijden met de auto en niet meer weten wat je allemaal gezien hebt)
- niet-aandachtig & bewust: pop-out
- aandachtig & onbewust: inattentional blindness, priming (vb. gsm gebruiken terwijl je auto rijdt) –> je bent heel aandachtig maar toch niet bewust van wat er voor je gebeurd
- aandachtig & bewust: werkgeheugen (vb. les volgen)
Bespreek de vier niveaus van bewustzijn volgens de cognitieve psychologie.
- bewuste: gedachten en percepties waarover we kunnen reflecteren
- voorbewuste: gedachten en percepties die op dit moment niet bewust zijn maar waar we ons wel bewust van kunnen worden
- onbewuste: automatische cognitieve processen die zonder aandacht kunnen plaatsvinden (vb. autorijden en terwijl iets anders doen)
- niet-bewuste: niet mogelijk om ervan bewust te worden (vb. vertering in onze darmen)
Wat zijn psychoactieve stoffen?
Chemische stoffen die mentale processen en gedrag beïnvloeden doordat ze een bepaald effect hebben op het zenuwstelsel.
Wat zijn hallucinogenen?
= drug die de perceptie verandert van zowel de externe omgeving als de innerlijke wereld, middel dat bewustzijnsverruimend effect heeft
vb. mescaline, psilocybine, LSD, PCP, cannabis (ook kalmerend)
Wat zijn opiaten?
= pijnstillende middelen
- Leiden tot sufheid, verdoving
vb. morfine, heroïne, codeïne
Wat zijn anxiolytica?
= kalmerende middelen, die psychische en lichamelijke activiteit afremmen of vertragen doordat ze het transport van zenuwimpulsen in het centrale zenuwstelsel belemmeren
vb. slaapmiddelen, angstremmer, alcohol
Wat zijn stimulerende middelen?
= verhogen het activiteitsniveau door afgifte van dopamine en noradraline te verhogen
- stimuleren cognitieve functies zoals aandacht, concentratie en zelfcontrole
vb. cocaïne, speed, xtc, cafeïne, nicotine