Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Hoofdprobleem in de sociologie

A

Ongelijkheid: who gets what and why?

cohesie: wat houdt de samenleving bij elkaar
rationalisering: veranderingen in de moderne samenleving, het efficiënter en efficiënter produceren van goederen en de sociale gevolgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom algemene theorie

A

een theorie die zowel een verklarign geeft voor de effecten van netwerken als het ontstaan van sociale netwerken. Dit doen ze nu appart. Eeen dergelijke theorie kan meer bevindingen integreren, waardoor het onderzoek systematischer verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Demand side verklaringen

A
  • like me hypothese
  • status hypothese

relaties zijn gevolg van bepaalde voorkeuren die mensen hebben. Het zijn vraaggestuurde keuzes. We begrijpen elkaar beter en delen meer interesses en vrijetijdsbestedingen, je kunt elkaar betere emotionele steun geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Supply side verklaringen

A

Je keuze mogeelijkehden bepreken zich tot de mensen die je tegenkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Brandpunten

A

Plaatsen waar je met anderen samenkomt voor een bepaald doel, bieden je de gelegenheid om anderen te ontmoeten

moet sociale interactie opwekken, vb. publieke plaatsen en gelegenheden, bar, winkel, school …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ontmoetingsplaatsen

A

zullen meer effect hebben als men verplicht een langere periode hierin moet blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociaal kapitaal theorie

A
  • Investerings-hypothese
  • Sociale hulpbronnen hypothese

De eigendomsrechten liggen niet uitsluitend bij jou.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale hulpbronnen hypothese

A

mensen met meer sociale hulpbronnen zijn beter instaat hun doelen te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Investerings hypothese

A

mensen zullen in sociaal kapitaal investeren, als het sociaal kapitaal een beter leven produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

elementen van sociaal kapitaal

A
  • Q mensen die bereid zijn je te helpen
  • de mate waarin zij daadwerkelijk bereid zijn je te helpen
  • de hulpbronnen van deze persoon
  • netwerk structuur (bv dicht netwerk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dicht netwerk

A

men vormt makkelijk een gemeenschap met elkaar en houd rekening met iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

structureel autonoom

A

Mensen kunnen niet om jou heen, maar jij kan wel kiezen met wie je omgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

structurele gaten theorie

A

Je vormt de schakel tussen twee netwerken. Jij krijgt alle info en jij kunt besluiten wat je eermee doet etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat sociaal kapitaal?

A
  • investeringshypothese
  • credit slip
  • schaduw van de toekomst: de toekomst die een rol in het heden speelt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly