College 1 tot 4 Flashcards

1
Q

Conventioneel perspectief

A

variabelen, intelligentie, motivatie, heeft met jezelf te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

netwerkperspectief

A

relaties, hulpbronnen, relaties met anderen…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

directed tie of asymetrische relatie

A

Je kunt een richting zien in de relatie. bv. ego vraagt alter kom je mee uit eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

not directed tie of symetrische tie

A

je hebt geen

wederzijdse tie, je zit samen in een college zaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dyade

A

2 actoren verbonden door een tie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

triade

A

3 actoren die al dan niet verbonden zijn door een tie (denk aan brokers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ego netwerk

A

is kijken naar 1 actor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

soorten netwerken

A

microlevel: node lovel
mesolevel: groepslevel
macrolevel: graph level. iedereen in het netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

isolate

A

een node zonder ties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Binaire sociale relaties

A

set van ties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

soorten ties in netwerken

A
  • similarities: location, membership, attribute
  • sociale relations: kinship, other role, affective, cognitive
  • interactions: sex with…
  • flows: information, beliefs, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

belang van informele netwerken

A

denk aan dat ene onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly