Hoofdstuk 2 Flashcards
Geld
Elk voorwerp dat in een land wordt geaccepteerd als ruilmiddel voor goeder en diensten of voor betaling van schulden
Ruilhandel in deze tijd niet haalbaar want?
- beide partijen moeten elkaars producten willen.
- beide partijen moeten het willen in de hoeveelheid dat wordt aangeboden
- Het te ruilen goed moet niet onevenredig dalen in waarde bij deling
- de (algemene) waarde van goederen is moeilijk vast te stellen
- ruilen van bederfelijke goederen is lastig of niet mogelijk
Bij welke voorwaarden is geld de oplossing bij indirecte ruil
- als het betaalmiddel veel waarde bezit (ook in kleine hoeveelheden)
- als het betaalmiddel makkelijk deelbaar is zonder waardeverlies
- als het betaalmiddel houdbaar is zonder waarde verlies
- het betaalmiddel niet makkelijk bij te maken of na te maken is
- het geldmiddelen niet door bijmaking makkelijk leidt tot inflatie
Chartaal geld
Contant geld.
Giraal geld
Geld dat op je bank staat
Geld als ruilmiddel
Is een ruilmiddel als we goederen of diensten kopen
Geld als rekenmiddel
Is een rekenmiddel omdat we met geld de waarde van iets kunnen bepalen of vergelijken
Geld als oppotmiddel
Is een oppotmiddel als geld niet wordt gebruikt maar wordt gespaard
Geld als betaalmiddel
Is een betaalmiddel als we een betaling doen zonder tegenprestatie
Nominale waarde
Waarde die op de munt of het bankbiljet staat vermeld
Intrinsieke waarde
De waarde die geld van zich zelf heeft door het materiaal waarvan het gemaakt is
Fiduciair geld
Het vertrouwen dat mensen in geld hebben , in tijden van crisis/oorlog. Neemt het vertrouwen af ontstaat er weer directe ruil
Maatschappelijke geldhoeveelheid
Het totaal van chartaal/giraal geld. Snelle stijging hiervan leidt tot inflatie
Balans
Overzicht van de bezittingen (activa) en schulden + eigen vermogen (passiva) van een onderneming (momentopname)
Liquiditeit
De mate waarin een bedrijf in staat is de verplichtingen op korte termijn te kunnen betalen