Hoofdstuk 15/16 Flashcards

1
Q

De rechtsvorm

A

Is de juridische ofwel wettelijke vorm van een organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Natuurlijk persoon

A

Een mens met rechten en plichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rechtspersoon

A

Een organisatie met eigen rechten en verplichtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beleggen

A

Is het tijdelijk vastleggen van gelden en beleggingsobjecten zoals spaargeld, aandelen en obligaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vermogen

A

Het verschil tussen bezittingen en schulden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spaargelden

A

Sparen bij een bank, lage rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effecten

A

Verzamelnaam voor aandelen , obligaties etc. Verhandelbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Obligatie

A

Een obligatie is een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening die door een overheid, een onderneming of een instelling is aangegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Staatslening

A

Een obligatie die is uitgegeven door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dividend

A

Een vergoeding aan de aandeelhouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rendement

A

De opbrengst in procenten van de belegging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nominale waarde

A

Geeft aan welk bedrag de organisatie die de obligatie uitheeft de obligatie houder verschuldigd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly