Hoofdstuk 2 Flashcards
spelen
to play
heel
very / whole
zeer
very
klein
small
nogal
quite
boos
angry
redelijk
rather
knap
handsome
hartstikke
extremely
mooi
beautiful
gisteren
yesterday
morgen
tomorrow / morning
nieuw
new
het woord
the word
de film
the movie
zo
in a little while
straks
in a little while / soon
binnenkort
soon
Sinterklaas
Dutch Santa Claus
hier
here
daar
there
liggen
to lie
inversie
inversion (grammar)
de tuin
the garden
de kapper
the hairdresser
drinken
to drink
de stamppot
stamppot
moeten
to have to / must
het vraagwoord
the question word
klaar
ready
de markt
the market
de kinderen
the children
het bezoek
the visit / guests
vaak
often
fietsen
to cycle
lesgeven
to teach
wat
what
je adres
your address
aan
to
welk, welke
which
gebruiken
to use
de oefening
the exercise
de jongen
the boy
wanneer
when
jarig zijn
to have a birthday
plat
flat
hoe
how
heten
to be called
laat
late
hoeveel
how many / how much
het geld
the money