Hoofdstuk 2 Flashcards

0
Q

Schimmel cel:

A
  • eencellig of veelcellig
  • celkern(en)
  • celwand(en)
  • geen bladgroenkorrels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Bacteriën cel:

A
  • eencellig
  • geen celkern
  • celwand
  • geen bladgroenkorrels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Planten cel:

A
  • eencellig of veelcellig
  • celkern(en)
  • celwand(en)
  • bladgroenkorrels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dieren cel:

A
  • eencellig of veelcellig
  • celkern(en)
  • geen celwand
  • geen bladgroenkorrels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Organismen een soort:

A

Dit is alleen als ze vruchtbare nakomelingen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschillende rassen bij individuen:

A
  • de rassen kunnen sterk in uiterlijk veranderen.

- organismen die van verschillende rassen zijn maar wel van hetzelfde soort kunnen vruchtbare nakomelingen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Populatie:

A

Is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rijk verdelen:

A
Rijk wordt ingedeeld in afdelingen.
Indelingen wordt ingedeeld in klassen.
Klasse wordt ingedeeld in orden.
Orden wordt ingedeeld in families.
Families wordt ingedeeld in geslachten.
Geslacht wordt ingedeeld in soorten.

Ezelsbruggetje;
Rare Hoeden Kunnen Ome Frits Goed Staan: Rijken Hoofdafdeling Klasse Orden Families Geslacht Soorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bacteriën voortplanten:

A

Bacteriën planten zich voort door deling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly