Hoofdstuk 18 tm 20 Flashcards

1
Q

Welke kengetallen zijn er?

A
Activiteit
Rentabiliteit
Liquiditeit
Solvabiliteit
Productiviteit 
Beleggingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijk om ernaar te kijken bij gemiddelde voorraad?

A

Te lage voorraad= Nee verkopen
Te hoge voorraad= Hoge kosten
Optimale bestelomvang= Laagste voorraadkosten
Er zijn ook seizoensverschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gemiddelde voorraad=

A

De gemiddelde voorraad is de voorraad die gemiddeld in de loop van een periode (meestal een jaar) in de onderneming aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel dagen zit er in een jaar bij economie?

A

360

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Omzetsnelheid-

A

Hoeveel keer per jaar is de voorraad verkocht?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gemiddelde opslagduur=

A

Hoe lang liggen de goederen in het magazijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Formule inkoopwaarde=

A

Beginvoorraad + Inkopen - Eindvoorraad = Inkoopwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gemiddeld debiteurensaldo=

A

= welk bedrag ben jij gemiddeld verschuldigd aan je crediteuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gemiddelde kredietduur van de debiteur=

A

hoe lang doe jij erover om jouw crediteuren te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

EBIT-

A

Earning before interest and taxes

De som van de nettowinst en interest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly