Hoofdstuk 1 tm 3 Flashcards

1
Q

Wat is een onderneming?

A

Een bedrijf of organisatie met oog op winst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen missie en visie?

A

Missie is waar de organisatie voor staat, reden van bestaan en een visie is het doel dat de organisatie nastreeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 5 soorten doelstellingen zijn er?

A
  1. Boekhoudkundige doelstellingen
  2. Waarde-georienteerde doelstellingen
  3. Groei-gerelateerde doelstellingen
  4. Niet financiele doelstellingen
  5. Maatschappelijke doelstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt operationaliseer van doelstellingen in?

A

Meten = weten

voorbeeld: We willen een groter marktaandeel of een toename van het marktaandeel met 2,5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt de triple p in?

A

Triple P staat voor Planet, people and profit.

Op planet gaat het om circulaire economie
People is op sociaal vlak en profit houdt in dat de ondernemingen winst moeten maken om de continuiteit van de onderneming te garanderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een andere naam voor participanten en wat betekend het?

A

Participanten ook wel belanghebbenden en stakeholders zijn groepen mensen die allemaal hun eigen doelen nastreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke groepen participanten zijn er?

A
Werknemers
Leidinggevenden
Vakbonden
Uitzendbureaus
Verschaffers van vreemd vermogen
Verschaffers van eigen vermogen
Overheid
Leveranciers
Afnemers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt NGO in en welke vier soorten zijn er?

A

NGO’s en internationale organisaties zijn onafhankelijk van de overheid, niet commercieel en streeft een politiek of maatschappelijk doel na. Er zijn vier soorten: Actiegroepen (Wakker dier), pressiegroepen (Greenpeace en Amnesty), belangengroepen (ANWB) en bewegingen (milieubeweging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekend corporate governance?

A

Staat voor goed ondernemingsbestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarin zijn alle doelstellingen besproken?

A

In een balanced scorecard. De balanced scorecard onderscheid 4 perspectieven: Financieel, klanten, leren en groeien en interne processen

In elke categorie wordt gekeken naar: doelstelling, maatstaven, geoperationaliseerde maatstaven en initiatieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benchmarking=

A

Bij benchmarking kan een onderneming een vergelijking maken met de prestaties van andere ondernemingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de PDCA-cyclus in?

A

Plan, Do, Check, Act

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke sectors kan je bedrijven verdelen?

A

Primaire sector: In de primaire sector gaat het om bedrijven die hun producten winnen in de natuur

Secundaire sector: Hier vinden we bedrijven die producten vormen (Industriele bedrijven)

Tertiaire sector: De tertiaire sector is de commerciële dienstensector. Dat producten naar consument gaan: Handel, transport

Quartaire sector: Deze bedrijven streven niet naar winst en heten ook wel de niet commerciele dienstsector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen collecterende en distribuerende handel?

A

De collecterende handel koopt kleine en grote hoeveelheden, sorteert de goederen in standaardkwaliteiten, slaat deze voor korte of lange tijd op en vervoert de goederen naar een bepaalde plek

De distribuerende handel koopt groot in en verkoopt vaak in kleinere hoeveelheden aan bedrijven en consumenten in een bepaald land of in een bepaald regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe noem je levering van bedrijf naar een ander bedrijf?

A

Groothandel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is weer te geven in een bedrijfkolom?

A

De weg die producten afleggen van de allereerste oerproducten tot aan de consument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is integratie en differentiatie?

A

Bij differentiatie in de bedrijfseconomie stoot een bedrijf een activiteit in de bedrijfskolom af. Het tegenovergestelde is integratie (latijn: integrare = in zijn oorspronkelijke toestand herstellen) waarbij een bedrijf een extra activiteit uit de bedrijfskolom gaat uitvoeren. Bij differentiatie wordt de bedrijfskolom langer, bij integratie wordt de bedrijfskolom korter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Differentiatie=

A

Als een bedrijf juist opsplitst in twee opvolgende fasen in dezelfde bedrijfkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke soorten goed zijn er ?

A

Homogeen en heterogeen
De goederen zijn homogeen als de afnemers alleen op de prijs letten en niet op eventuele verschillen. De goederen zijn heterogeen als de afnemer wel verschil ziet en is bereid verschillende prijzen voor verschillende kwaliteiten van goederen te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt doorzichtigheid van de markt in?

A

De doorzichtigheid van de markt gaat om de vraag of een onderneming op de hoogte is van alle relevante factoren die op die markt een rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke kenmerken zijn er bij de marktvorm van volledige vrije mededinging?

A
  • Veel aanbieders
  • Homogene goederen
  • Vrije toetreding
  • Grote doorzichtigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke marktvormen zijn er en wat zijn hun kenmerken?

A
Monopolie=
 1 Aanbieder
Homogene goederen
Toetreding is onmogelijk of moeilijk
Beperkte doorzichtigheid
Monopolistische concurrentie=
Veel aanbieders
Heterogene goederen
Vrije toetreding
Beperkte doorzichtigheid
Oligopolie=
Weinig aanbieders
homogene of heterogene goederen
beperkte toetreding
beperkte doorzichtigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat houdt wettelijke, feitelijke en natuurlijke monopolie in?

A

Bij een wettelijke monopolie gunt de overheid de productie maar aan 1 aanbieder. Bij een feitelijke monopolie ben je als aanbieder de eerste en hoop je door bv octrooien de andere aanbieders tegen te houden

Bij een natuurlijk monopolie hebben andere aanbieders niet de mogelijkheid om bepaalde grondstoffen te kopen of winnen

24
Q

Massaproductie=

A

De onderneming produceert maar een enkel product zoals benzine

25
Q

Seriemassaproductie=

A

Ze houden geen rekening met de wensen van een individuele afnemer maar wel met de wensen van een groep afnemers

26
Q

Stukproductie=

A

Maakt de onderneming het product geheel volgens de wensen van de afnemer

27
Q

Seriestukproductie=

A

Maakt de onderneming van een bepaald model dat door de afnemer is vastgesteld meerdere producten

28
Q

Wat houdt een gesloten kringloop in?

A

Dat afval niet bestaat, giftige stoffen worden afgebroken en dat verschil is tussen biologische en de technische kringloop

29
Q

Hernieuwbare energie=

A

Energie afkomstig van natuurlijke hulpbronnen die zich vernieuwen zoals wind, zon

30
Q

Systeemdenken=

A

Bij systeemdenken vormen de actoren in de economie (bedrijf, persoon, organisatie) een netwerk waarbij alle consequenties voor de korte en de lange termijn de keuzes bepalen

31
Q

Welke stappen moet je maken om tot een ondernemingsplan te komen?

A

Onderzoeken of je geschikt bent als ondernemer.
Bepalen wat voor een bedrijf je wilt beginnen.
Bepalen welke werkzaamheden er in het bedrijf moeten gebeuren.
Bepalen hoe de markt er uit ziet.
Opstellen van een financieel plan.
Beslissen of je gaat starten of niet.

32
Q

Welke stappen moet je volgen bij het opstellen van een financieel plan?

A

Opstellen van een financieel plan.
Hoe ziet het investeringsplan eruit?
Hoe ziet het financieringsplan eruit?
Heb je voldoende liquide middelen om te starten?
Op welke termijn is het bedrijf winstgevend?

33
Q

Liquide middelen=

A

Bezittingen in de vorm van chartaal geld (kas) en giraal geld (bank)

34
Q

Wat moet er in je inversteringsplan?

A

Vaste + vlottende activa= Vermogensbehoefte

35
Q

Wat is het verschil tussen vaste en vlottende activa?

A

Vaste activa gaan meerdere productieprocessen mee. Vlottende activa gaan 1 productieproces mee

36
Q

Wat houdt een financieringsplan in?

A

In het financieringsplan kijk je welk bedrag je als eigenaar beschikbaar hebt om je vermogensbehoefte (investeringsplan) te voorzien

37
Q

Wat houdt een oprichtingsbalans in?

A

Een oprichtingsbalans of openingsbalans combineert de beide plannen

38
Q

Welke oplossingen zijn er voor startproblemen?

A

Durfkapitaal= Dit betekend dat andere schuldeisers voorgaan bij de betaling van rente en aflossing

Operationele leasing= Een manier om toch over productiemiddelen te beschikken zonder deze aan te schaffen

39
Q

Wat zit er in een nettowinst en economisch resultaat tabel?

A
Omzet
Inkoopwaarde verkopen-
Brutowinst
Bedrijfkosten-
Nettowinst
Gewaardeerd loon-
Gewaardeerde interest 
Eigenvermogen-
=Economisch resultaat
40
Q

Wat houdt gewaardeerd loon en interest in?

A

Gewaardeerd loon is beloning voor arbeid

Gewaardeerde interest is beloning voor beschikbaar stellen van vermogen

41
Q

Economisch resultaat=

A

Is beloning voor ondernemen

42
Q

Wat is een veel voorkomende fout bij startende ondernemingen?

A

Niet liquide zijn

43
Q

Wat houdt prive opnamen in?

A

Privé-opnamen is het opnemen van de nettowinst voor persoonlijk gebruik.
Neem je minder op dan de nettowinst dan stijgt je eigen vermogen.
Neem je meer op dan de nettowinst dan daalt je eigen vermogen.

44
Q

Debiteuren=

A

Klanten die nog moeten betalen

45
Q

Opbrengsten en kosten=

A

Opbrengsten vergroten het eigen vermogen.
Kosten verlagen het eigen vermogen.

de nettowinst vergroot het eigen vermogen.
het nettoverlies verlaagt het eigen vermogen.

de privé-stortingen verhogen het eigen vermogen.
de privé-opnamen verlagen het eigen vermogen.

46
Q

Ontvangsten en uitgaven=

A

Ontvangsten vergroten de liquide middelen.
Uitgaven verlagen de liquide middelen.

een bestelbus kopen is wel een uitgave (investering) maar (nog) geen kosten.
afschrijvingen zijn wel kosten maar geen uitgaven.

een lening aangaan is wel ontvangsten (financiering) maar geen opbrengsten.
aflossen van een lening is wel uitgaven maar geen kosten.

47
Q

Hoe bereken je eigenvermogen eind?

A

Eigenvermogen begin + opbrengsten - kosten

48
Q

Hoe bereken je liquide middelen eind?

A

Liquide middelen begin + ontvangsten - uitgaven

49
Q

Wat houdt de waarde kringloop in?

A

De waardekringloop van een handelsonderneming laat zien dat tussen de balansposten (fotos) er gebeurtenissen (films) plaatsvinden die de veranderingen verklaren

50
Q

Wat zie je in de waardekringloop?

A

Begin LM + ontvangsten – uitgaven = Eind LM

Beginvoorraad + inkopen – verkopen = Eindvoorraad (economische)

Begin Crediteuren + inkopen – betalingen = Eind Crediteuren

Begin Debiteuren + verkopen – ontvangsten = Eind Debiteuren

Eigen vermogen begin + resultaat – privé-opnamen = Eigen vermogen eind

Beginvoorraad + aanleveringen – afleveringen = Eindvoorraad

51
Q

Welke ondernemingsvormen zijn er?

A

Niet rechtspersoon:
Eenmanszaak
Vennootschap onder firma
Commanditaire vennootschap

Rechtspersoon:
Besloten vennootschap
Naamloze vennootschap
Stichting
Coöperatie
Vereniging
52
Q

Eenmanszaak=

A

Meest voorkomende rechtsvorm voor startende bedrijven
Eén eigenaar
Er kunnen wel meerdere mensen werkzaam zijn
Geen oprichtingseisen

53
Q

Vennootschap onder firma (VOF)=

A

Eigendom van meerdere betrokkenen, die vennoten of firmanten worden genoemd.
Het is niet verplicht om een firma- of vennootschapscontract te (laten) opmaken, maar wel verstandig
Vennoot kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn

54
Q

Commanditaire vennootschap=

A

Bijzondere vorm van de vof
Beherende en stille vennoot
Beherend vennoot is hoofdelijk aansprakelijk, stille vennoot enkel aansprakelijk voor ingebracht vermogen

55
Q

Belsoten vennootschap=

A

Opgericht middels notariële akte
Aandelen niet vrij verhandelbaar
Aandeelhouders en directeur niet persoonlijk aansprakelijk
Eigen vermogen bestaat uit aandelenkapitaal en reserves
Publicatieplicht

56
Q

Naamloze vennootschap

A

Opgericht middels notariële akte
Aandelen wel vrij verhandelbaar
Aandeelhouders en directeur niet persoonlijk aansprakelijk
Eigen vermogen bestaat uit aandelenkapitaal en reserves
Publicatieplicht