Hoofdstuk 1.2 "begrippen" Flashcards
Rook:
Heterogeen mengsel van zeer fijne vaste stofdeeltjes in een gas.
Heterogeen mengsel:
Mengsel waarvan de verschillende bestanddelen nog van elkaar te onderscheiden zijn.
Kookpunt:
Temperatuur waarbij een stof begint te koken.
Helder:
Stofeigenschap van oplossingen. Geeft aan dat lichtstralen goed door de stof heen kunnen. Tegenovergestelde van troebel.
Molecuul:
Kleine deeltjes waaruit een stof is opgebouwd.
Emulgator:
Toevoeging aan emulsie die ervoor zorgt dat de emulsie stabiel blijft.
Stofeigenschap:
Eigenschap waaraan je een stof kunt herkennen, of aan de hand waarvan je een stof kunt beschrijven.
Zuivere stof:
Stof die uit maar één soort moleculen bestaat.
Nevel:
Heterogeen mengsel van kleine vloeistofdruppeltjes, verdeeld in een gas.
Oplosmiddel:
Vloeistof waarin een stof kan worden opgelost.
Troebel:
Stofeigenschap van suspensies. Geeft aan dat lichtstralen niet goed door de stof heen kunnen. Tegenovergestelde van helder
Mengsel:
Combinatie van twee of meer stoffen (bestanddelen).
Samensmelting:
Weergave van welke stoffen en hoeveel daarvan voorkomen in, bijvoorbeeld, 100 gram levensmiddel.
Kooktraject:
Temperatuurgebied waarin een mengsel kookt.
Emulsie:
Troebel heterogeen mengsel van kleine vloeistofdeeltjes die in een andere vloeistof zweven.