Hoofdstuk 1.1 "begrippen" Flashcards
Grondstof:
Stof die je nodig hebt om materiaal te maken dat niet direct in de natuur te vinden is.
Hernieuwbare grondstof:
Grondstof die niet opraakt, maar steeds opnieuw wordt aangemaakt.
Carbonvezel:
Stijve, sterke en dunne vezel. Wordt gebruikt om kunstoffen sterker en stijver te maken.
Syntetisch materiaal:
Materialen die door de mens zijn gemaakt.
Hydrofoob:
Materiaaleigenschap die aangeeft dat het materiaal water afstoot.
Natuurlijk materiaal:
Materiaal dat afkomstig is van planten of dieren.
legering:
Mengsel van samengesmolten materialen.
Plastic:
Synthetisch materiaal dat wordt gemaakt uit aardolie. Een ander woord is kunststof.
Hydrofiel:
Materiaaleigenschap die aangeeft dat het water adsorbeert en doorlaat.
Biodegradeerbaar:
Materiaaleigenschap van materialen die kunnen worden afgebroken door bacteriën.
Composiet:
Combinatie van materialen.
Aardolie:
Fossiele brandstof die ook wordt gebruikt als grondstof voor plastic.
Biologische afbreekbaar:
Materiaaleigenschap die aangeeft dat de stof onder natuurlijke omstandigheden kan worden afgebroken.
Materiaaleigenschap:
Eigenschap van een materiaal, zoals dichtheid of treksterkte.
Kunststof:
Synthetisch materiaal dat wordt gemaakt uit aardolie. Een ander woord is Plastic.