Hoofdstuk 10 Flashcards

1
Q

Wat is emoties (emotions)

A

Onmiddellijke, specifieke negatieve of positieve reactie op omgevingsgebeurtenissen of interne gedachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Gevoel (Feeling)

A

is de subjectieve ervaring van de emotie, zoals bijvoorbeeld het gevoel van angst, maar niet de emotie zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een Stemming (Mood)

A

zijn verspreiden, langdurige emotionele toestanden die geen identificeerbare aanleiding of specifieke gedrags- en fysiologische reactie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie componenten van emotie volgens psychologen?

A

De drie componenten van emotie volgens psychologen zijn een fysiologisch proces, een gedragsreactie en een gevoel gebaseerd op cognitieve beoordeling van de situatie en interpretatie van lichamelijke toestanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt bedoeld met het fysiologische proces in emotie?

A

Het fysiologische proces in emotie omvat lichamelijke reacties zoals een snel kloppend hart en zweten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat omvat de gedragsreactie in de context van emoties?

A

De gedragsreactie in de context van emotie omvat observaties zoals wijd opengesperde ogen en mond als reactie op emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn Primaire emoties

A

Zijn aangeboren, evolutionair adaptief en universeel over culturen heen. Deze emoties omvatten boosheid, angst, verdriet, afkeer, geluk, verrassing en minachting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn Secundaire emoties

A

Zijn mengsels van primaire emoties, gevoelens over emoties of emoties die verband houden met cultureel specifieke waarden of begrippen. Deze emoties omvatten berouw, schuldgevoel, schaamte, jaloersheid, trots, liefde en tevredenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cultureel specifiek emotie

A

is het gevoel van het verlies van gezicht, een gevoel van respect, eer en sociale waardering dat belangrijk is in veel Aziatische culturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het circumplex model?

A

in dit model worden emoties uitgezet langs twee continuums: valentie, of hoe negatief of positief ze zijn, en arousal, of hoe activeren ze zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de betekenis van het begrip “arousal” in de context van emoties?

A

is een generiek term die wordt gebruikt om fysiologische activatie, zoals toegenomen hersen activiteit, of toegenomen autonome reacties, zoals een versnelde hartslag, toegenomen transpiratie of spierspanning, te beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de rol van de amygdala bij het verwerken van emotionele prikkels?

A

De amygdala verwerkt de emotionele betekenis van stimuli en genereert onmiddellijke emotionele en gedragsmatige reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het snelle pad?

A

langs dit snelle pad reist sensorische informatie snel door de thalamus rechtstreeks naar de amygdala voor prioriteitsverwerking. Theoretici geloven dat het snelle systeem dieren voorbereidt om te reageren voor het geval het langzamere het pad de dreiging bevestigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het langzame pad?

A

langs het langzame pad reist sensorische informatie van de thalamus naar de cortex (de visuele correct of de auditieve cortex), waar de informatie grondiger wordt geanalyseerd voordat deze wordt doorgegeven aan de amygdala

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat hebben hersenbeeldvormingsstudies aangetoond over de activiteit in de amygdala in reactie op emotionele gebeurtenissen en hoe beïnvloedt dit het langetermijngeheugen?

A

Hersenbeeldvormingsstudies hebben aangetoond dat emotionele gebeurtenissen de activiteit in de amygdala waarschijnlijk verhogen, en deze verhoogde activiteit verbetert waarschijnlijk het langetermijngeheugen voor de gebeurtenis. Dit mechanisme stelt ons in staat om schadelijke situaties te onthouden en ze te vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat stelt de James-Lange-theorie van emotie voor en hoe wordt dit in verband gebracht met lichamelijke reacties?

A

Volgens de James-Lange-theorie van emotie nemen we specifieke patronen van lichamelijke reacties waar, en als gevolg van die waarneming voelen we emotie. Dit betekent dat bijvoorbeeld het zien van een beer kan leiden tot een versnelde hartslag, en we ervaren die versnelde hartslag als angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat stelt de Cannon-bard theorie van emotie voor?

A

Volgens de Cannon-Bard-theorie van emotie worden de informatie van een emotie-opwekkende stimulus verwerkt in subcorticale structuren. Deze structuren sturen informatie afzonderlijk naar de cortex en het lichaam, waardoor mensen de mentale ideeën van een emotie in de cortex ervaren, evenals fysieke reacties in het lichaam, ongeveer tegelijkertijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt de tweefactorentheorie van emotie voorgesteld door Schachter en Singer in?

A

De tweefactorentheorie van emotie stelt dat de fysiologische reactie op emotionele stimuli in wezen hetzelfde is, genaamd “ongedifferentieerde fysiologische arousal.” De interpretatie van deze arousal hangt af van de situatie en krijgt een label. Als je bijvoorbeeld een beer in een schuur ziet, ervaar je arousal. Je kennis dat beren gevaarlijk zijn, leidt ertoe dat je de arousal toeschrijft aan de beer en de arousal labelt als “angst.”

19
Q

Wat is de implicatie van de tweefactortheorie met betrekking tot de toewijzing van fysieke toestanden aan de verkeerde emotie en wat wordt dit genoemd?

A

De tweefactortheorie impliceert dat fysieke toestanden die door een situatie worden veroorzaakt, verkeerd kunnen worden toegeschreven aan een andere emotie. Dit wordt “misattributie van arousal” genoemd.

20
Q

Wat is onder drukking (Repression)

A

Bij onderdrukking proberen mensen helemaal niet te reageren op de emotionele prikkel, wat vaak leidt tot een “terugslageffect (rebound effect)” waarbij ze juist meer nadenken over iets omdat ze hebben geprobeerd het te onderdrukken.

21
Q

Wat houdt piekeren (rumination) in als het gaat om emoties, en hoe beïnvloedt het de emotie en het vermogen om deze te reguleren?

A

Rumination omvat nadenken over, uitweiden over, en vastzitten in een cyclus van ongewenste gedachten of gevoelens. Deze respons verlengt de emotie en belemmert succesvolle strategieën voor emotieregulatie, zoals afleiding zoeken of zich richten op oplossingen voor het probleem.

22
Q

Wat is de algemene conclusie over gezichtsuitdrukkingen en culturele invloeden?

A

Recent onderzoek, met behulp van computationele methoden, toont verschillen aan tussen culturen in de visuele kenmerken die mensen gebruiken om emoties te identificeren, en het bewijs wijst erop dat hoewel sommige basisaspecten van gezichtsuitdrukkingen worden gedeeld over culturen, veel van de nuances die menselijke emoties kenmerken, cultureel bepaald zijn.

23
Q

Wat zijn display rules en hoe worden ze beïnvloed door socialisatie?

A

Display rules bepalen hoe en wanneer mensen emoties tonen en worden geleerd door socialisatie. Ze schrijven voor welke emoties geschikt zijn in bepaalde situaties. Verschillen in vertoningsregels dragen bij aan culturele stereotypen, zoals de luide en opdringerige Amerikanen en Australiërs, de koele en terughoudende Engelsen, en de warme en emotionele Italianen.

24
Q

Wat wordt bedoeld met “ideal affect”?

A

Ideal affect” verwijst naar het soort emoties dat culturen waarderen en aanmoedigen dat mensen tonen. West-Europese en Noord-Amerikaanse culturen geven de voorkeur aan emoties met een hoge arousal, zoals opwinding en enthousiasme, terwijl Aziatische culturen waarde hechten aan emoties met een lage arousal, zoals kalmte en rust.

25
Q

Wat beweren Roy Baumeister en collega’s (1994) over schuldgevoel?

A

schuldgevoel beschermt en versterkt interpersoonlijke relaties

26
Q

Wat zijn de manieren waarop schuldgevoel interpersoonlijke relaties beschermt en versterkt volgens Baumeister en collega’s?

A

gevoelens van schuld mensen ontmoedigen om dingen te doen die hun relaties zouden schaden, en ze aanmoedigen om gedrag te vertonen dat relaties versterkt.

vertoning van schuld aantonen dat mensen om hun relatiepartners geven, en daarmee sociale banden bevestigen.

schuld als tactiek kan worden gebruikt om anderen te manipuleren.

27
Q

Wat betekent het dat motivationele toestanden energiek of stimulerend zijn, en hoe worden ze geïllustreerd in een voorbeeld?

A

Motivationele toestanden zijn energiek of stimulerend, wat betekent dat ze gedrag activeren en mensen aanzetten tot actie. Bijvoorbeeld, de wens om fit te blijven kan je motiveren om ‘s ochtends vroeg op een koude dag te gaan hardlopen.

28
Q

Wat wordt bedoeld met het feit dat motivationele toestanden richtinggevend zijn, en hoe worden ze geïllustreerd in voorbeelden?

A

Motivationele toestanden zijn richtinggevend, wat betekent dat ze gedrag sturen naar het bevredigen van specifieke doelen of behoeften. Bijvoorbeeld, honger motiveert je om te eten, dorst motiveert je om te drinken, en trots (of angst of een ander gevoel) motiveert je om te studeren voor examens.

29
Q

Wat wordt bedoeld met het doorzetten van motivationele toestanden, en hoe wordt dit geïllustreerd in voorbeelden?

A

is dat motivationele toestanden dieren helpen volhouden in hun gedrag totdat ze hun doelen hebben bereikt of aan hun behoeften hebben voldaan. Bijvoorbeeld, honger blijft aan je knagen totdat je iets te eten vindt, en de wens om je vrije worp te perfectioneren drijft je om te oefenen totdat je slaagt.

30
Q

Wat wordt bedoeld met het feit dat motivaties in kracht kunnen verschillen ?

A

Het betekent dat motivaties sterker of zwakker kunnen zijn, afhankelijk van psychologische factoren en externe invloeden.

31
Q

Wat voor proces is motivatie volgens psychologen?

A

Voor psychologen is motivatie een proces dat gedrag energie geeft, begeleidt en in stand houdt met het oog op een doel.

32
Q

Wat is de need hiërarchie van Maslow en hoe heeft hij verschillende behoeften in deze hiërarchie geplaatst?

A

Maslow geloofde dat mensen worden gedreven door verschillende behoeften, die hij in een hiërarchie plaatste. Hij plaatste overlevingsbehoeften aan de basis, zoals voedsel en water, en persoonlijke groeibehoeften aan de top. Hij geloofde dat om persoonlijke groei te ervaren, mensen eerst aan hun biologische behoeften moesten voldoen, zich veilig moesten voelen, liefde moesten ervaren en een positieve eigenwaarde moesten hebben.

33
Q

Wat is het hoogtepunt van Maslow’s need theorie en hoe wordt het bereikt?

A

Het hoogtepunt is zelfactualisatie, en dit gebeurt wanneer mensen hun beste zelf bereiken, leven tot hun potentieel, en daardoor echt gelukkig zijn.

34
Q

Wat is een drive in de context van motivatie, en hoe stimuleert het bepaald gedrag?

A

Een drive is een psychologische toestand die, door arousal te creëren, een organisme motiveert om aan een behoefte te voldoen. Een specifieke drive stimuleert gedrag dat zal bijdragen aan het bevredigen van een specifieke behoefte.

35
Q

Welke term heeft Walter Canon bedacht in verband met drive?

A

In 1920 bedacht Walter Cannon de term “homeostase”, wat de neiging van het lichaamsfuncties betekent om evenwicht te handhaven.

36
Q

Wat is de Graph of the Yerkes-Dodson Law

A

volgens deze wet neemt de prestatie op uitdagende taken toe met arousal tot een bepaald niveau. Na dat punt verstoort extra arousal de prestatie.

37
Q

Wat zijn incentives en hoe verschilt de incentive-theorie van de theorie van interne drives?

A

Incentives zijn externe objecten of doelen die gedrag motiveren, in tegenstelling tot interne drives. Volgens de incentive-theorie worden mensen in het dagelijks leven gemotiveerd door hun verlangens om externe doelen te bereiken, zonder altijd te wachten op interne behoeften om gedrag te sturen.

38
Q

Wat is extrinsieke motivatie?

A

Extrinsieke motivatie is gericht op een extern doel, meestal een beloning. Een voorbeeld hiervan is dat de meeste mensen werken om salarissen te verdienen.

39
Q

Wat is intrinsieke motivatie?

A

Intrinsieke motivatie verwijst naar de waarde of het plezier geassocieerd met een activiteit, eerder dan gericht te zijn op een extern doel. Gedrag dat intrinsiek gemotiveerd is, wordt uitgevoerd omwille van de activiteit zelf, in tegenstelling tot extrinsieke motivatie die gericht is op externe doelen of beloningen.

40
Q

Wat is de verhouding tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie, en hoe vullen deze twee soorten motivatie elkaar aan?

A

intrinsieke en extrinsieke motivatie zijn complementair aan elkaar. Intrinsieke motivatie is minder belangrijk wanneer extrinsieke beloningen worden verstrekt, maar wordt belangrijker in afwezigheid van beloningen. Daarnaast is intrinsieke motivatie meer gerelateerd aan de kwaliteit van het werk op de taak, terwijl extrinsieke motivatie meer gerelateerd is aan de kwantiteit van het werk.

41
Q

Wat is self-efficacy en hoe draagt het bij aan motivatie?

A

is de verwachting dat je inspanningen zullen leiden tot succes, en deze verwachting helpt je te mobiliseren.

42
Q

Wat is grit?

A

is de bereidheid om ondanks moeilijkheden en tegenslagen te blijven werken aan doelen, en het wordt gekenmerkt door een diepe passie voor die doelen. Het helpt mensen bij het nastreven van hun langetermijndoelen

43
Q

Wat ontdekte Stanley Schachter over de relatie tussen angst en affiliatieve motivations?

A

Stanley Schachter ontdekte dat verhoogde angst leidde tot verhoogde affiliatieve motivaties. In een studie waren deelnemers met hoge angst veel meer geneigd om te willen wachten met andere mensen. Uit een verdere studie bleek dat deelnemers met hoge angst alleen wilden wachten met andere deelnemers met hoge angst, en niet met mensen die wachtten om hun onderzoekssupervisors te zien.