Hoofdstuk 1 taak 1 & 2 Flashcards
to pay
afrekenen
the appliance
het apparaat
the basket
de bak
the cost
het bedrag
the baker
de baker
the gas station
het benzinestation
the payment
de betaling
the sandwich
de broodje
cash
contant
To use
gebruiken
enough
genoeg
to grow
groeien
to need
hoeven
to put in
insteken
to type in (pin)
intoetsen
the cafeteria
de kantine
the chewing gum
de kauwgom
the clothes
de kleding
the change
het kleingeld
to succeed
lukken
the suit
het pak
the pincode
de pincode
the percent
het procent
to save
sparen
nowadays
tegenwoordig
the magazine
het tijdschrift
to sell
verkopen
mostly
vooral
the stamps
de zegeltjes
plausable
aannemelijk
the advertisement
de advertentie
apart/seperate
apart
the bid
het bod
the college
het college
the part
het deel
the door
de deur
the soft drink
de frisdrank
the wood
het hout
each
ieder
the fridge
de koelkast
the bargain
het koopje
the leather
het leer
the material
het materiaal
the girl
het meisje
the brand
het merk
right away
meteen
the musical instument
het muziekinstrument