Chapter 1 routines Flashcards
1
Q
Can I Pay?
A
Kan ik afrekenen?
2
Q
Do you have change for?
A
Hebt u terug van…?
3
Q
No sorry i can pay card
A
ne sorry, ik kan wel pinnen
4
Q
can i pay card?
A
kan ik pinnen?
5
Q
can i pay contactless?
A
kan ik contactloos betalen?
6
Q
i can also pay cash
A
ik kan ook contact betalen
7
Q
i also have cash
A
ik heb het ook contant
8
Q
i have enough change
A
ik heb genoeg kleingeld
9
Q
i have no cash
A
ik heb geen contant geld
10
Q
that costs..
A
het kost..
11
Q
have you anything smaller?
A
hebt u het ook kleiner?
12
Q
there you go
A
gaat uw gang
13
Q
you can also pay cash
A
u kunt ook contant betalen
14
Q
you can put in your card and inout your pin
A
u kunt uw pas insteken en uw pincode intoetsen
15
Q
do you have correct change?
A
hebt u gepast?