Brainscape's Knowledge GenomeTM

Browse over 1 million classes created by top students, professors, publishers, and experts.


See full index

Dutch Halfgevorderden A2-B1 > Hoofdstuk 1 - Ik zal me even voorstellen > Flashcards

Hoofdstuk 1 - Ik zal me even voorstellen Flashcards

Leerdoelen: - gedetailleerde informatie over jezelf geven - feitelijke informatie vragen - met gevoel reageren als iemand iets vertelt - de belangrijkste informatie uit biografische teksten begrijpen - een gedetailleerde tekst over het leven van iemand produceren

1
Q

bekennen (verba)

A

to confess

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bereiken (verba)

A

to achieve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bevallen (verba)

A

to please

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

functioneren (verba)

A

to function

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kennismaken met (verba)

A

to meet, to be introduced to

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onthouden (verba)

A

to remember
“onze docent kan de namen van de cursisten goed onthouden”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ontwikkelen (verba)

A

to develop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opmerken (verba)

A

to notice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

presteren (verba)

A

to achieve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

samenwerken (verba)

A

to collaborate, to work together

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

spijten (verba)

A

to be sorry

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

steunen (verba)

A

to support

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tegenvallen (verba)

A

to disappoint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

teleurstellen (verba)

A

to disappoint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verdienen (verba)

A

to deserve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verwarren (verba)

A

to confuse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voorstellen (verba)

A

to introduce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de aandacht (substantieven)

A

attention

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de belangstelling

A

interest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de carriere / de carrieres (substantieven)

A

career/s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de functie / de functies (substantieven)

A

position, job/s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de gebruiker / de gebruikers (substantieven)

A

user/s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de interesse / de interesses (substantieven)

A

interest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de kans / de kansen (substantieven)

A

opportunity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

de ontwikkeling / de ontwikkelingen (substantieven)

A

development

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

de opmerking / de opmerkingen (substantieven)

A

remark

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

de prestatie / de prestaties (substantieven)

A

achievement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

de samenwerking / de samenwerkingen (substantieven)

A

collaboration, cooperation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

de stap / de stappen (substantieven)

A

step

30
Q

de steun (substantieven)

A

support

31
Q

de taak / de taken (substantieven)

A

task, duty

32
Q

de teleurstelling / de teleurstellingen (substantieven)

A

dissappointment

33
Q

de verwarring / de verwarringen (substantieven)

A

confussion

34
Q

werkzaamheid / werkzaamheden (substantieven)

A

activity/duty

35
Q

het geduld (substantieven)

A

patience

36
Q

het geluk (substantieven)

A

luck

37
Q

het hemeur (substantieven)

A

mood

38
Q

het resultaat / de resultaten (substantieven)

A

result

39
Q

dankbaar / dankbare (adjective)

A

grateful

40
Q

hartelijk / hartelijke (adjective)

A

hearty / best

41
Q

jaloers / jaloerse (adjective)

A

jealous

42
Q

onmogelijk / onmogelijke (adjective)

A

impossible

43
Q

overspannen (adjective)

A

overworked, overstrained

44
Q

tevreden (adjective)

A

content (happy)

45
Q

vrolijk / vrolijke (adjective)

A

cheerful

46
Q

dankzij

A

thanks to

47
Q

geregeld

A

regularly, often

48
Q

nauwelijks

A

hardly

49
Q

ontzettend

A

terribly

50
Q

tegenwoordig

A

nowadays

51
Q

waaschijnlijk

A

probably

52
Q

belangstelling tonen voor iets/iemand

A

to show interest in something/somebody

53
Q

de aandacht trekken van iemand

A

to draw someone’s attention

54
Q

een aanbod doen

A

to make an offer

55
Q

groot gelijk hebben

A

to be absolutely right

56
Q

het hebben over iets/iemand (hij geeft het vaak over je)

A

to talk about something/somebody (he often talks about you)

57
Q

iets met beide handen aangrijpen (ik grijp de kans met beide handen aan)

A

to seize something with both hands (i am seizing the opportunity with both hands)

58
Q

volgens mij ……

A

in my opinion …….

59
Q

balen!

A

too bad!

60
Q

dat is waar

A

that is true

61
Q

dat klopt!

A

that is correct

62
Q

dat klopt niet

A

that is incorrect

63
Q

dat meen je niet!

A

you can’t be serious! (you’re joking)

64
Q

dat wist ik niet

A

i didnt know that

65
Q

echt waar?

A

really?

66
Q

hoe wist je dat?

A

how do you know that?

67
Q

inderdaad.

A

indeed/exactly.

68
Q

nee, joh!

A

of course not

69
Q

wat bijzonder!

A

how interesting!

70
Q

wat jammer!

A

what a pity!

71
Q

wat vervelend!

A

how annoying!

Dutch Halfgevorderden A2-B1 (4 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2024 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions