Hoofdstuk 1 Boek 4A Begrippen Flashcards

1
Q

Edelgassen

A

Verzameling van stoffen in groep 18 die vrijwel niet met andere stoffen reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Groep

A

Verticale kolom in het periodieke systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Halogenen

A

Verzameling van stoffen in groep 17 die gemakkelijk een verbinding aangaan met een metaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Metalen

A

Grote groep van elementen met de gemeenschappelijke eigenschappen: goed geleidend, buigbaar en glimmend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Niet-metalen

A

Grote groep van elementen met de gemeenschappelijke eigenschappen: slecht geleidend, breekbaar en dof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Periode

A

Horizontale rij in het periodiek systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Periodiek systeem der elementen

A

Tabel met de meest voorkomende elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symbool

A

Afkorting van de naam van een elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Atomaire massa-eenheid

A

De eenheid waarin je de atoommassa uitdrukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Atoomnummer

A

Het aantal protonen in de kern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Elektrisch neutraal

A

De totale lading is gelijk aan nul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Elektron

A

Negatief geladen deeltje dat om de atoomkern heen draait.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Elektronenwolk

A

Zwerm van elektronen om de atoomkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Massagetal

A

Som van het aantal protonen en neutronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neutron

A

Ongeladen (neutraal) deeltje dat zich in de atoomkern bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Proton

A

Positief geladen deeltje dat zich in de atoomkern bevindt.

17
Q

Enkelvoudig positief ion

A

Positief geladen deeltje dat uit één atoomsoort bestaat.

18
Q

Ion

A

Geladen deeltje.

19
Q

Ionaire verbinding

A

Verbinding die uit ionen bestaat.

20
Q

Negatief ion

A

Negatief geladen deeltje.

21
Q

Ionbinding

A

Binding tussen geladen deeltjes (ionen).

22
Q

Ontleedbare stof

A

Ander woord voor een verbinding.

23
Q

Romeins cijfer

A

Cijfer dat de lading van het positief geladen ion weergeeft.

24
Q

Verbinding

A

Ontleedbare stof waarin twee of meer atoomsoorten (elementen) met elkaar zijn verbonden.

25
Q

Verhoudingsformule

A

De verhouding waarin positieve en negatieve ionen aanwezig zijn.

26
Q

Zout

A

Ander woord voor ionaire verbinding.

27
Q

Samengesteld ion

A

Een geladen deeltje dat uit dan één atoomsoort bestaat.

28
Q

Massapercentage

A

Het percentage waarin een bepaalde atoomsoort in een molecuul voorkomt.

29
Q

Molecuulmassa

A

De massa van een molecuul.

30
Q

Eenheid

A

De maat waarin je een grootheid uitdrukt.

31
Q

Grootheid

A

Iets dat je kunt meten, bijvoorbeeld massa.

32
Q

Significant cijfer

A

Een cijfer dat betekenis heeft.