Hoofdstuk 1 Afrekenen Flashcards
Kan ik afrekenen?
Can I pay?
Hebt u terug van $ 50?
Do you have change for $ 50?
Nee sorry, ik kan wel pinnen.
No sorry, I can with pin.
Ik wil graag pinnen
I would like to use pin
Kan ik pinnen?
Can I pay with pin?
Ik can ook contant betalen.
I can pay with cash.
Ik heb het ook contant.
I also have it in cash.
Dat lukt wel. Ik heb genoeg kleingeld.
That will work. I have enough change.
Ik heb geen contant geld.
I have no cash.
Hebt u het ook kleiner?
Do you have it smaller?
Gaat uw gang. / Ga je gang.
Go ahead.
U kunt ook contant betalen.
You can also pay in cash.
U kunt uw pas insteken en uw pincode intoetsen.
You can insert your card and enter your PIN code.
U kunt uw pas vlak blij het apparaat houden.
You can hold your card near the device.
Hebt u het gepast?
Did you fit it?