Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat is de betekenis van arbeid?

A

Alle mogelijke prestaties die een bijdrage leveren aan het voortbrengen van producten (goederen en diensten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten contracten heb je bij loondienst?

A

Vaste en flexibele contracten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar bestaat de vraag van de arbeidsmarkt uit?

A

Werkenden, zelfstandigen & vacatures.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de vraag?

A

De totale vraag naar personeel van particuliere bedrijven en overheidsbedrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de vervulde vraag?

A

Werkgelegenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar bestaat de aanbod van de arbeidsmarkt uit?

A

Werkenden, zelfstandigen & werklozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom heeft de vraag van de arbeidsmarkt een negatief verband?

A

Hoe hoger het loon, hoe minder personeel er gevraagd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom heeft het aanbod van de arbeidsmarkt een positief verband?

A

Hoe hoger het loon, hoe meer mensen zich aanbieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt een krappe arbeidsmarkt in?

A

Vraag naar arbeid > aanbod van arbeid. Lonen kunnen stijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt een ruime arbeidsmarkt in?

A

Vraag naar arbeid < aanbod van arbeid. Werkloosheid loopt op, vakbonden matigen hun eisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly