Hoofd en Hals Flashcards
1
Q
Welke metingen moet je uitvoeren?
A
- Pols
- 10-15 sec tellen -> frequentie per min
- RA
- Bloeddruk
- zittend gesteunde rug, ongekruiste benen, cuff op harthoogte, laat arm relaxen
- manchet oppompen tot 200 mmHg
- geleidelijk laten leeglopen
- hele traject luisteren
2
Q
Waar kijk je naar in het hoofd/hals onderzoek?
A
- Hoofd algemeen
- Ogen
- Oren, neus, mond/keel
- Hals
3
Q
Waar kijk je naar bij “1. Hoofd algemeen”?
A
- Inspectie
- vorm (voel voor
afplattingen/bulten) - symmetrie
- vorm (voel voor
- Aa. temporalis
- beiderzijds inspectie + palpatie
- benoem: rook, verdikt, pijnlijk?
(Vraag of het pijn deed)
4
Q
Waar kijk je naar bij “2. Ogen”?
A
- Inspectie
- kleur conjunctivae
- kleur sclerae
- helderheid cornea
- vorm/symmetrie/grote pupillen
- aspect oogleden
- Pupilreflexen
- direct, indirect, convergentie
- lichtbron goed afschermen
- beiderzijds (evt lampje iets bovenin houden om pupillen goed te zien)
- Oogvolgbewegingen
- horizontaal, verticaal, gekruist
- let op nystagmus, vraag naar evt dubbelbeelden
5
Q
Waar kijk je naar bij “3. Oren/neus/mond/keel”?
A
- Oren
- Mastoid
- Neus
- Mond/keel
6
Q
A