Hoc 3: consumentengedrag Flashcards

1
Q

Wat geeft de helling van de indifferentiecurve weer?

A

Hoeveel we van goed 1 WILLEN afstaan om een eenheid van het andere goed te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een Indifferentiecurve?

A

= een curve die de voorkeur van de consument weergeeft.

= verbinden bundels die voor de consument evenwaardig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een Engelcurve?

A

Engelcurve: geeft verband weer tussen inkomen van een consument en het goed dat hij/zij consumeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat mensen doen hangt af van 2 dingen: ..?

A
  • Wat mensen willen (hebben) = oneindige behoeften
  • Wat mensen kunnen (hebben) = beperkte middelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat geeft de helling van de budgetrechte weer?

A

De hoeveelheid van 1 goed dat je MOET afstaan om één eenheid van het andere goed te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke voorkeuren heb je bij “wil”?

A

1: Axioma’s
- Vergelijkbaarheid
- transitiviteit
2: indifferentiecurves
3: nut en marginaal nut
4: Marginale substitutievoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ‘indifferent’ zijn?

A

Wanneer er geen voorkeur bestaat voor bundel a of bundel b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 4 kenmerken heeft de indifferentiecurve?

A

1: Hogere indifferentiecurve wordt verkozen t.o.v. lagere
2: negatieve helling
3: snijden niet
4: Convex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Indifferentiecurves moeten niet altijd convex zijn, welke bijzondere gevallen zijn er?

A

1: Perfecte substituten
2: perfecte complementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het marginaal nut?

A

= Bijkomende voldoening ten gevolge van consumptie van een extra eenheid van een bepaald goed/ dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de marginale substitutievoet?

A

= Geeft de hoeveelheid (Q) aan van 1 goed dat je wil afstaan om één eenheid van een ander goed te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ‘nudging?

A

Mensen aanzetten tot specifieke acties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly