HO.2 Flashcards

Inleiding tot de wetenschapsfilosofie

1
Q

wat is wetenschapsfilosofie

A

bestudeert alle aspecten van ‘wetenschap’, zowel beschrijvend als normatief en probeert antwoorden te verschaffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een paradigma

A

interpretatieschema waarin onze opvattingen over de werkelijkheid, de ‘wereld’, de mens en over de relatie tussen mens en wereld, ingebed liggen

geheel van modellen en theorieën dat het denkkader vormt van waaruit de werkelijkheid beschreven en geanalyseerd wordt binnen een bepaalde discipline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

materieel voorwerp criminologie (wat het bestudeerd) (3) + problemen (2)

A
  • Fenomenen criminaliteit en onveiligheid
  • Benoemingsprocessen van criminaliteit
  • De wijze waarop de samenleving reageert op criminaliteit via preventie, repressie, bestraffing en nazorg

problemen:
* Definitie van criminaliteit is problematisch
* Vele criminologen bestuderen niet alleen statelijk gedefinieerde criminaliteit (deviantie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

problemen formeel voorwerp (2)

A
  • Pluri/multidisciplinair: inzichten en methoden uit diverse wetenschappen
  • Interdisciplinair: volledige integratie van diverse disciplines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is ontologie en wat zijn de 3 foci ervan

A

= zijnsleer, filosofisch concept: het vaststellen van de waarheid, wat geacht wordt ‘waar’ te zijn
3 foci:
- Iemands wereldbeeld / visie op aard van de werkelijkheid
- Verschillende mensopvattingen / visie op de mens  mensbeeld
- Visie op de samenleving/maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken eerste foci: iemands wereldbeeld (2 standpunten)

A
  • Externe realiteitsgehalte van deze wereld
  • 2 ontologische standpunten:
  • Objectivistisch/positivistisch: 1 realiteit of waarheid (niet onder invloed van individuen)
  • Constructivistisch: meerdere realiteiten of waarheden (realiteit is subjectief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kenmerken tweede foci: mensbeeld (2 standpunten)

A

Positivistisch standpunt:
- Neoklassieke criminologische theorieën en economische modellen
- De mens heeft vrije wil –> delinquent is vrij handelend wezen en is verantwoordelijk en moet worden gestraft voor zijn (wan)daden
Constructivistisch standpunt:
- Psychologische en sociologische modellen
- Mens is resultaat van erfelijkheid en omgevingsinvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken derde foci: visie op samenleving (3 modellen)

A

consensusmodel: samenleving heeft een relatief blijvende en stabiele structuur
pluralistisch model: er bestaan verschillende sociale groepen die verschillende visie hebben op bepaalde waarden
conflictmodel: samenleving veranderd voortdurend, vertoont op elk moment conflict en er is voortdurend sprake van dwang en druk van bepaalde leden/groepen op anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kenmerken consensusmodel (4)

A
  • Goed functionerende sociale structuur
  • Wet vormt weerspiegeling van collectieve wil bevolking, behandelt alle mensen gelijk
  • Wet is geschreven uiting van collectief akkoord  alle burgers zijn het eens over basisdefinities van goed en kwaad
  • Wetsovertreders behoren tot een specifieke subgroep (buitenstaanders)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kenmerken pluralistisch model (3)

A
  • Wetgeving = middel tot conflictoplossing (eensgezindheid tussen groepen)
  • Rechtssysteem = waardevrij (boven alle conflicten verheven)
  • Rechtssysteem dient belangen van de samenleving
    => benadrukken van de individuele mensenrechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kenmerken conflictmodel (1)

A
  • rechtssysteem = repressief dwangsysteem, belangen van politieke machthebbers te beschermen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is epistemologie (centrale vraag?) en op welke 2 zaken focust het

A

= de grondslagen of maatstaven van kennis, “Hoe kunnen we de ‘ware’ of ‘geldige’ kennis over de werkelijkheid verkrijgen?”
2 zaken:
- algemene basis van realiteit en manier om kennis te verkrijgen
- relatie tussen realiteit en onderzoeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociale wetenschappen stelt de vraag: “Kunnen we de sociale wereld bestuderen volgens dezelfde principes als de exacte wetenschappen?” –> wat zijn de 2 verschillende standpunten hiervan en de kenmerken ervan

A

objectivistisch standpunt = bestaat de werkelijkheid onafhankelijk van het bewustzijn?
- er bestaat een objectieve werkelijkheid en wij kunnen die realiteit in kaart brengen adhv betrouwbare designs en tools
- doorkijkspiegeloperatie: onderzoeker mag geen gevoelens of waarden meenemen in onderzoek

constructivistisch standpunt = waarheid en betekenis bestaan niet in externe wereld, ze worden gecreëerd door interacties van subject met wereld
- onderzoeker moet werkelijkheid interpreteren, niet waardenvrij
- interactie tussen onderzoeker en onderzochte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is methodologie

A

praktische wijze, regels en middelen waarmee geprobeerd wordt wetenschappelijke kennis te vergaren

gekozen onderzoeksmethode bepaald door ontologie en epistemologie
(adhv gebruikte methode, kan je ontologie en epistemologie bepalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is kwantitatief en kwalitatief onderzoek

A

Kwantitatief = gericht op kwantificeren en statistisch onderzoeken van fenomenen, steunt op positivistische onderzoekstraditie
Kwalitatief = geen homogeenpakket van onderzoeksmethodes, steunt op uiteenlopende ontologische, epistemologische en methodologische principes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke methodes worden gebruikt bij kwantitatief onderzoek? (voor elke ontologie en epistemologie)

A

ontologie 1 = externe werkelijkheid, objectief meetbaar
ontologie 2 = deterministisch/probabilistisch
ontologie 3 = consensusmaatschappij
epistemologie = afstandelijk/neutraal/objectief

16
Q

welke methodes worden gebruikt bij kwalitatief onderzoek? (voor elke ontologie en epistemologie)

A

ontologie 1 = constructivistisch
ontologie 2 = vrije wil
ontologie 3 = pluralistisch of conflictmaatschappij
epistemologie = constructivistisch/geen neutraliteit/betrokken

17
Q

betekenis onderzoeksparadigma + de 3 verschillende paradigmata

A

ontologie (onderzoekt aard van realiteit) + epistemologie (hoe je de realiteit onderzoekt) + methodologie (welke methode iemand kiest om realiteit te onderzoeken)
verschillende paradigmata:
- positivisme
- constructivisme
- realisme

18
Q

positivisme (2 pioniers + uitleg, 4 kenmerken, bijhorende ontologie, epistemologie en methodologie)

A

pioniers: Comte (natuurwetten toepassen op criminologie en oorzaken zoeken in kenmerken dader) en Lombroso (oorzaak van daad ligt bij dader)

kenmerken:
- realiteit bestaat gedreven door onveranderlijke natuurwetten
- natuurwetenschappelijk model om sociale wereld te beschrijven + verklaren
- oorzakelijke verbanden leiden tot voorspelling en beheersing van bestudeerde verschijnselen
- sociale werkelijkheid werkt volgens wetten van oorzaak en gevolg

ontologie: 1 enkele waarheid/realiteit
epistemologie: kennis is objectief meetbaar, objectieve visie op onderzoek
methodologie: kwantitatief

19
Q

constructivisme ( oorspronkelijke vorm + meest radicale stelling, 1 kenmerk, bijhorende ontologie, epistemologie en methodologie)

A

oorspronkelijke vorm: bestaan van 1 enkele externe werkelijkheid
meest radicale stelling: werkelijkheid is subjectief

kenmerk: fenomenen begrijpen vanuit eigen ervaringen, invalshoeken

ontologie: meerdere realiteiten, hangen af van interpretatie observator
epistemologie: realiteit moet geïnterpreteerd worden om betekenis te achterhalen
methodologie: kwalitatief

20
Q

realisme (betekenis kritisch realisme + 2 kenmerken, bijhorende ontologie, epistemologie en methodologie)

A

kritisch realisme: aard van werkelijkheid begrijpen en erkenning beperkingen en sociale invloeden op onze kennis van die werkelijkheid (Bhaskar)

kenmerken kritisch realisme:
- werkelijkheid bestaat onafhankelijk van onze percepties of overtuigingen
- onze kennis van de wereld bestaat onafhankelijk van onze geest, maar ons begrip ervan wordt gevormd door context

ontologie: externe wereld buiten ons en sociale deel daarvan is product van menselijke interactie
epistemologie: onderzoeker is bewust van eigen imperfecties en kan aftoetsen hoe dicht eigen interpretatie van werkelijkheid aanleunt aan externe werkelijkheid
methodologie: kwantitatief en kwalitatief