hfst 6.2 Flashcards

1
Q

afzet

A

het aantal producten dat je verkoopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bedrijfskosten

A

dat zijn kosten die je hebt om je bedrijf te laten functioneren, zoals, de huur van het pand, personeelskosten, reclame enzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

brutowinstopslag

A

het bedrag dat je bij de inkoopprijs optelt om de verkoopprijs te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

btw

A

(belasting toegevoegde waarde) dat komt bovenop de verkoopprijs
(ander naam omzetbelasting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

btw tarieven

A

normale 21%
verlaagde 9% dit geld voor producten zoals levensmiddelen en boeken maar ook diensten bijvoorbeeld kappers, fietsenmakkers of schilders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

consumptieprijs

A

de prijs inclusief BTW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

omzet

A

het totaal bedrag dat je ontvangt door producten te verkopen(verkoopopbrengst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bruttowinst

A

met een deel van de omzet kan je de inkoop betalen het bedrag dat dan overblijft is de bruttowinst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nettoresultaat

A

van de brutowinst gaan ook nog de bedrijfskosten af wat je uiteindelijk overhoudt is het nettoresultaat meestal is dit een nettowinst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nettoverlies

A

als de kosten hoger zijn dan de brutowinst heb je een negatief resultaat dat is een nettoverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly