Hfd 3 Flashcards

1
Q

In het BW worden 3 soorten arbeidsverhoudingen genoemd:

A

De opdracht (art. 7:400 BW)

De arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW)

De aanneming van werk (art. 7:750 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Volgens art. 7:610 BW moet er bij een arbeidsovereenkomst sprake zijn van:

(kenmerken)

A

Arbeid die gedurende een zekere tijd tegen loon in dienst van andere partij wordt verricht.

De arbeid dient persoonlijk verricht te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De aanneming van werk van art. 7:750 BW verschilt wezenlijk van de arbeidsovereenkomst, hoe?

A

Er is geen sprake van gezagsverhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aanneming van werk =

A
  • Het constant brengen van een werk tegen een te betalen prijs in geld.
  • Het werk is van stoffelijke aard
  • Er is sprake van eenresultaatsverplichting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opdracht =

A

Er wordt niet op voorhand een bepaald resultaat beoogt.

Werkzaamheden die uit iets anders bestaan dan het tot stand brengen van werk van stoffelijke aard.

Er is slechts sprake van een inspanningsverplichting. (Geen gezag aanwezig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vb gemengde overeenkomsten

A

het samengaan van arbeid en wonen of van arbeid en studie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer de arbeidsovereenkomst ook kenmerken van een ander type overeenkomst heeft,dan moeten..

A

de wettelijke regels van beide typen overeenkomsten worden toegepast.

Wanneer deze niet samengaan, gaan die van de arbeidsovereenkomst voor (art. 7:610 lid 2 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De rechtspositie van het overheidspersoneel is geregeld in:

A

Ambtenarenwet art. 125

AMvB’s

Verordeningen van provincies, gemeenten, waterschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor bepaalde groepen van werknemers, gelden bijzondere wettelijke bepalingen:

A

Op directeuren van vennootschappen, overheidspersoneel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Flexibele arbeidsverhoudingen:

A

Uitzendarbeid

thuisarbeid

deeltijdwerk van een geringe omvang

afroepwerk

arbeid vooreen bepaalde tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Versterking positie flexibele arbeiders door:

A

art. 7:610a

Rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

speciale regeling afroepmedewerkers:

A

Minimum afroep

art. 7:628a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De werkgever kan een

A

natuurlijk persoon en een rechtspersoon zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vormeisen arbeidsovereenkomst:

A

geen

Wel wordt er vaak voor de schriftelijke vorm gekozen, mede omdat bepaalde bedingen(zoals proeftijd) alleen geldig zijn wanneer ze schriftelijk zijn vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

collectieve arbeidsovereenkomst is:

A

Een overeenkomst tussen werkgeversorganisaties en vakbonden, die voornamelijkarbeidsvoorwaarden regelt die bij overeenkomsten in acht gehouden moeten worden

(art. 1 Wet opde collectieve arbeidsovereenkomst (WCAO)).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ondernemings-cao =

A

Wanneer de cao gesloten wordt door de directie van een bedrijf met de vakbonden

17
Q

Bedrijfstak-cao =

A

Wanneer de cao gesloten is door alle werkgevers binnen een bedrijfstak met de vakbonden

18
Q

CAO geldt alleen:

A
  • werkgever is lid vd werkgeversorganisatie die de bedrijfstak-cao heeft afgesloten
  • werkgever is lid van vakorganisatie die de cao heeft medeondertekend, art. 9 WCAO
19
Q

Incorporatiebeding =

A

Wanneer de werknemer geen lid is van een vereniging, dan kan er geen sprake zijn van (zuivere) doorwerking.

Op grond van artikel 14 WCAO dient de gebonden werkgever de werknemer de cao aan te bieden.

De werknemer kan besluiten de cao niet van toepassing te willen zien op de individuele arbeidsovereenkomst. In dat geval is de werknemer niet gebonden aan de de plichten van de cao, maar hij kan er ook geen rechten aan ontlenen.

20
Q

Wil men weten of een IAO aan een CAO is onderworpen, kan men het beste eerst:

A

nagaan of werknemer valt onder werkingssfeer van een CAO en:

is de CAO algemeen verbindend verklaard

is de onderneming niet van AVV uitgezonderd

valt claim mbt tijdsverloop binnen de periode van AVV

21
Q

In de overheidssector, met name bij de ambtenaren, bestaat de cao niet. Wat wel?

A

collectief overleg

De semi-overheidssector werkt echter veel met cao’s.

22
Q

Directierecht van de werkgever =

A

een zelfstandige bron van rechtsregels in het arbeidsleven en bevat voorschriften m.b.t. hetverrichten van de arbeid of heeft de strekking de goede orde in de onderneming te bevorderen (art.7:660 BW).

23
Q

In arbeidsverhouding spelen 5 elementen een rol:

A
  1. Sommige internationale normen
  2. De Grondwet
  3. wet of algemene maatregelen van bestuur
  4. De cao en de iao
  5. Het gebruik.
24
Q

Hiërarchie van rechtsbronnen in arbeidsverhouding:

A

geen duidelijke rangorde

  • normen uit een lagere bron van recht boven die uit een hogere rechtsbron gaan, wanneer datgunstiger is voor de werknemer
  • er bestaat de mogelijkheid een lagere rechtsbron toe testaan om in ongunstige zin af te wijken van een hogere rechtsbron
25
Q

mogelijkheden om een lagere rechtsbron toe te staan:

A

Regelend/aanvullend recht

Semi-dwingend recht

vijfachtste-dwingend recht

driekwart-dwingend recht.

26
Q
A