Hfd 1 en 2 Flashcards
Met komst Industriële revolutie + Verlichting + Franse revolutie -> Nieuwe sociale ordening in EU.
- Alle mensen als gelijkwaardig en vrij beschouwt.
- Vrijheid in economisch leven was belangrijk.
Rond 1840 was er vrijwel geen sociaal recht -> Meer problemen ontstonden & opstanden/stakingen. Gevolg:
Wetgeving kwam tot stand = Ons huidige sociale recht
Moderne sociale recht =
uitkomst van emancipatiebeweging.
De laatste 10 jaar -> 3 lijnen van ontwikkeling sociaal recht:
- Trend naar liberalisering van regels in het arbeidsrecht.
- Verdere privatisering arbeidsrecht waarbij de werkgever meer rekening moet houden met privé omstandigheden werknemer.
- In het sociaal zekerheidsrecht: Nadruk op activering van de uitkeringsgerechtigden.
Sociaal recht niet goed te definiëren, maar bestaat uit:
Het arbeidsrecht (inclusief ambtenarenrecht)
Het medezeggenschapsrecht
Het sociaalzekerheidsrecht.
Rechtsbronnen sociaal recht:
- Internationale verdragen en andere internationale regelingen.
- De grondwet.
- Overige wetten in formele zin.
- Wetten in materiële zin (niet zijnde wetten in formele zin).
- Rechtspraak.
- Collectieve en individuele arbeidsovereenkomsten. Gebruik
- Gewoonte.
Het sociaal recht valt niet in te delen bij de grote hoofdstromingen in ons recht (civiel recht,strafrecht en bestuursrecht).
Het bevat elementen uit elk van deze stromingen en kent daarnaastnog een aantal eigen regelingen.
.
Klassieke grondrechten zijn:
Grondrechten die de overheid een verplichting opleggen zich niet te mengen in het leven vande burgers. (vrijheid van meningsuiting bijvoorbeeld)
Sociale grondrechten zijn:
Inmenging door de overheid door het garanderen van bijv.arbeidsvoorwaarden,medezeggenschap en sociale zekerheid
De werknemers kant van de vrijheid om wel of geen dienstbetrekking aan te gaan wordt beschermd door:
het grondrecht van vrijheid van arbeidskeuze
het grondrecht van vrijheid van arbeidskeuze =
Het recht van de werknemer om niet tot het verrichten van een bepaalde arbeid gedrongen te worden.
De vrijheid van werkgevers om een dienstbetrekking aan te gaan is niet grondwettelijk gegarandeerd.
Wel vormt ze een deel van de uitgangspunten van het burgerlijk recht.
Het recht om te werken is in de praktijk niet echt een recht, maar..
eerder een politiekprogrammapunt dan een recht waarmee men naar een werkgever, overheidsinstantie of rechter kanstappen om een baan te eisen.
Toch ziet de overheid dit uitvloeisel van het programmatische ‘rechtop arbeid’ als een reden om te blijven werken aan het terugdringen van werkloosheid.
Verminderen van werkloosheid door:
arbeidsinstrumenten zoals:
subsidieregeling
particulierearbeidsbemiddeling toestaan
toestaan uitzendbureaus .
Het UWV heette eerder
CWI (Centrum voor Werk en Inkomen).