HF 4: productie en kosten van bedrijven op korte en op lange termijng Flashcards

1
Q

wat is het productieproces? en hoe kan je dit onderscheiden op lang en kort termijn?

A

productieproces is een gegeven productieniveau produceren op zo’n optimaal mogelijke manier, laag mogelijke kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Productie produceren kan gebeuren in bedrijf, markt of een hybride organisatievorm. wat is het verschil en geef een voorbeeld

A

BEDRIJF: de productiefactoren worden intern geproduceerd, zelf gemaakt om dan een output te realiseren
vb. tomatensoep producent die zelf zijn groenten kweekt voor zijn soep

MARKT: de productiefactoren worden aangekocht om output te produceren
vb. een filmmaker die cameramannen en acteurs huurt

HYBRIDE ORGANISATIEVORM: de productiefactoren worden zowel zelf gemaakt als aangekocht om output mee te creëren
vb. VTM heeft zowel zelf gecreërede programma’s zoals familie maar ook aangekochte films

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer is het efficiënter om in een bedrijf te produceren dan via een markt?
geef een voorbeeld via het repareren van een auto via een garage of zelf

A
  1. TRANSACTIEKOSTEN: er wordt veel tijd gestoken in het vinden van goede transacties, het onderhandelen en controleren ervan. Indien je dit via de markt doet moet je veel meer transacties controleren dan via 1 bedrijf gewoon
    vb. de persoon moet transacties maken voor het aankopen van materiaal, vakmensen, expertise in plaats van enkel transactie aan te gaan met de garage
  2. SCHAALVOORDELEN: het is voordeliger in kosten wanneer je in grote hoeveelheden kan aankopen. Een bedrijf kan dan ook grotere hoeveelheden aankopen dan 1 enkele persoon waardoor de kosten voor het bedrijf lager liggen
    vb. het voordeliger voor de garagist om meerdere apparaten aan te kopen dan voor de persoon om 1 apparaat aan te kopen
  3. DIVERSIFICATIE VOORDELEN: het is goedkoper om meerdere diensten en goederen in 1 bedrijf te hebben dan alles verspreid in meerdere bedrijven
    vb. de garage kan zowel onderhoud, aankoop van personen en vrachtwagens, verhuur,…
  4. SPECIALISATIE EN TEAMWORK: in een bedrijf kunnen mensen zich specialiseren
    vb. verschillende werkenmers zijn gespecialiseerd in lak, reparatie, verkoop,…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke manier kunnen de doelstellingen van een bedrijf efficiënt zijn?

A

technische efficientie: zo veel mogelijk output creëren met de gegeven middelen

economische efficiëntie: zo’n groot mogelijke omzet hebben met zo’n laag mogelijke kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke problemen kunnen zich voortdoen in een bedrijf en op welke manieren kan je dit oplossen?

A

PRINCIPAAL-AGENT PROBLEEM

  • de opdrachtgeven/ principaal geeft de opdracht aan de agent/ uitvoerder
  • maar dat is geen garantie dat de agent dit ook effectief gaat uitvoeren
  1. AANDEELHOUDERS: het is in hun voordeel dat het bedrijf goed draait
  2. BELONINGSSYSTEEM: belonen van de werknemers/ managers aan de hand van vergoeding voor de geleverde prestatie
  3. LANGE TERMIJN CONTRACT: wanneer iemand voor een lange tijd tewerkgesteld is met een bedrijf wordt hun imago met dat bedrijf geassocieerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stel de productiefunctie samen op kort termijn en lang termijn

A

productiefunctie is de de maximale realiseerbare output met de verschillende hoeveelheden input

LANG TERMIJN: x = f (l,k)

KORT TERMIJN: x = f (l,¨k)

x: output
l: arbeid
k: kapitaal, met ¨vast kapitaal want op kort termijn kan je het kapitaal niet optimaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voor wat staat de cobb-douglas functie, geef het grafisch weer en de functie

A

cobb-douglas functie is de geproduceerde output met de input

x = A l^a * k ^b
op de curve: maximale output voor elke combinatie van de inputs
alle punten er onder: technisch mogelijk maar niet efficiënt
vergroting input door technologische ontwikkeling dus de input verandert niet dat is er een opwaartse beweging naar links van de curve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom zijn de productiekosten zo duur?

A

schaarse middelen: ze kunnen maar 1x gebruikt worden
opportuniteitskosten: kosten die geen input met zich meebrengen maar de waarde hebben van het beste alternatief van de input

vb. je baat in een winkel uit in een pand die eigendom van je is dan is de opportuniteitskost de huur die je hiervoor zou kunnen ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de verschillende soorten kosten?

A
  • sunk kost: kosten die slechts 1x voorkomen ze zijn niet recupeerbaar
  • vaste kosten: kosten die niet afhangen van de hoeveelheid output
  • variabele kosten : kosten die afhangen van de hoeveelheid output
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

op welke manier kan je grafisch de productiecurve op lang termijn weergeven? wat zijn de eigenschappen

A

isoquant: alle mogelijke combinaties van de inputfactoren die dezelfde output geven

  • DALEND: verminderde inzet van de productiefactor kapitaal en verhoogde inzet van arbeid
  • CONVEX: steeds meers extra eenheden arbeid nodig wanneer kapitaal daalt
  • KUNNEN ELKAAR NIET SNIJDEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de marginale substitutiegraad?

A

MSTG: de graad waarin je de inputfactoren kan substitueren met elkaar

MPl / MK k= 4
dan kan je 1 eenheid van arbeid substitueren met 4 eenheden kapitaal

MPk / MK l = 2
dan kan je 1 eenheid van kapitaal substitueren met 2 eenheden van arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke manier geef je grafisch weer een isoquant met vaste inputverhouding en perfecte substitueerbaarheid

A

vaste inputverhouding: hoek, wanneer de ene input met 1 eenheid wordt verhoogd moet de andere eenheid ook worden verhoogd.
vb. een extra bus dan ook een extra chauffeur

perfecte substiueerbaarheid: rechte
inputs kan perfect substiueerbaar zijn
vb. energie kan zowel door wind als water energie gebracht worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

leg uit de verschillende schaalopbrengsten

A

toenemende schaalopbrengsten
= wanneer een verdubbeling van de inputfactoren leidt tot een meer dan proportionele verdubbeling van de output
= schaalvoordelen omdat de gemiddelde productiekost daalt
= alphe en betha > 1

afnemende schaalopbrengsten
= wanneer de inputfactoren verdubbelen neemt de output minder dan proportioneel toe
= schaalnadelen: de gemiddelde productiekosten stijgen
= aplha + betha < 1

constante schaalopbrengsten
= wanneer de inputfactoren verdubbelen, verdubbeld de ouput ook
= alpha + betha = 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

werk uit de cobb-douglas functie voor schaalopbrengsten

A

A (hlo)â * (hko)^b

A hâ loâ * h^b ko^b

A hâ + ^b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef grafisch weer hoe het expansiepas eruit ziet en wat is dit juist?

A

verbind alle optimale punten met verschillende outputniveauu waarbij de inputprijzen constant zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geef grafisch weer hoe de grafiek op lang termijn verandert bij een loonsverhoging. is dit altijd zo?

A

bij een loonsverhoging stijgt kapitaal en daalt arbeid.
dit is niet altijd zo,
- in sommige gevallen bij een vaste inputverhouding waarbij je de totale kostenisoquant evenwijdig verschuift zodat kapitaal en arbeid stijgt
- wanneer de productie sterk toeneemt kan zelf bij toenemende lonen arbeid toenemen

17
Q

wat is de isokostenlijn en de functie ervan?

A

de isokostenlijn geeft alle combinaties van arbeid en kapitaal weer die dezelfde totale kosten veroorzaken

TK= wl + rk

18
Q

geef een grafische voorstelling van productie tegen de minimale kosten

A

punt gelegen op de isoquant en isokostenlijn het dichts bij de oorsprong is kostenminimaliseren

MPl / MPk = w/r

19
Q

geef grafisch weer hoe kostenminimerende grafiek eruit ziet voor perfecte substiuten en vaste inputverhouding

A

vaste inputverhouding; een hoek tegen de isokostenlijn, de gebruikte inputs liggen vast wat ook de inputprijzen zijn

perfecte substituten: 2 rechten waarvan de TK links gelegen is en de y-as niet raakt. Er wordt gekozen voor de goedkoopste optie waarbij er dus 1 input niet gebruikt wordt

20
Q

geef een grafische voorstelling van hoe de productiefunctie op lang termijn eruitziet wanneer een bedrijf zijn waterverbruik moet laten dalen door belastingen

A

isokostenlijn zak op de x-as naar links verschuiven en op de y-as naar boven

er wordt minder water verbruikt en meer kapitaal. het kapitaal zorgt voor nieuwe technologische ontwikkelingen waardoor er minder water verbruikt wordt.

21
Q

geef grafisch de productiefunctie op kort termijn weer

A

convex - concaaf - dalend

deel 1: stijgende meeropbrengsten
deel 2: dalende meeropbrengsten

22
Q

geef de kostenfunctie op kort termijn weer

A
vaste kost (FK) is een horizontale rechte 
variabele kosten (VK) begint in de oorsprong 
totale kosten: zelfde vorm als vk maar begint in het punt van de FK.
23
Q

op welke manier kan je het verloop van de gemiddelde en marginale productie terugvinden?

A

marginale productie: extre output wanneer de input verhoogt wordt met 1 eenhei.
= raaklijn in het punt, hoe steiler hoe hoger de marginale productie

gemiddelde productie: output per input
= voerstreel, hoe hoger hoe meer output

inverse u vorm

24
Q

op welke manier kan je het verloop van de gemiddelde en marginale kosten terugvinden?

A

gemiddelde kosten: kost per output
= voerstraal, hoe steiler hoe hoger de kost

marginale kosten: extra kost per output die stijgt
= raaklijn, hoe hoger hoe hoger de kost

u vorm

25
Q

wat zijn schaalvoordelen/ nadelen constant bij gemiddelde kosten

A

schaalvoordelen: de gemiddelde kost per eenheid daalt naarmate je meer produceert
= dalende curve

schaalnadelen: de gemiddelde kost stijgt per extra eenheid
= stijgende curve

constant: is een horizontale as

normaal is een u vorm waarbij er eerst toenemende schaalopbrengsten en dan dalende schaalopbrengsten zijn (dalend => stijgend)

26
Q

wanneer zijn er schaalnadelen en voordelen in de totale marginale en gemiddelde kostencurve op kort termijn?

A

als MK > GK dan zijn er schaalnadelen, hoe meer je produceert hoe groter de GK worden

als MK < GK dan zijn er schaalvoordelen, hoe meer je produceert hoe kleiner de GK worden

27
Q

op welke manier verlopen de GK en GVK als je meer produceert

A

ze komen naar elkaar toe