Het Imaginaire op de Graphe II Flashcards

1
Q

Bespreek beknopt de drie stappen van het
imaginaire proces op de onderste helft van de
Graphe (1 blz.)

A

1) de verwijzing naar het ideaalbeeld i(a)
beeld is ingebed in symbolische
Ander verwijst ook naar beelden op niveau van zijn verlangen
2) de identificatie met i(a) en de structuur van het Ego
tijdens eerste periode waarin kind zichzelf in de spiegel herkent, zal eerst nr zijn spiegelbeeld kijken wnr zijn naam geroepen wordt -> kind lijkt zijn naam te associëren met het spiegelbeeld eerder dan zijn echte lichaam. Suggereert dat relatie tuss S en I even sterker is dan tussen S en R
vb “corps morcelé”
3) de impact van het Ego op s(A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het visuele veld dient zich aan als een bijzonder
chaotisch fenomeen in de vroege kindertijd.
Bespreek (1 blz.)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek de progressieve koppeling van het partiële
lichaamsbeeld aan de lichamelijke
gewaarwordingen gedurende de eerste
levensmaanden (1/2 blz.)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek de evoluerende verhouding met het
spiegelbeeld gedurende de eerste levensmaanden
(1/2 blz.).

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly