Het bepalen van de bloedglucosewaarde en het toedienen van insuline m.b.v. de insuline pen Flashcards

1
Q

a. Zoek op wat een normale bloedglucosewaarde is.

A

Een normale bloedsglucosewaarde bevindt zich tussen de 4 en 7 mmol / liter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

b. Het is normaal dat de bloedglucosewaarde voor een maaltijd lager, en na een maaltijd hoger is; de bloedglucosewaarden variëren gedurende de dag.
Ga na wat acceptabele waarden zijn

A

Acceptabele waarden :
- voor de voeding( nuchter) zijn 4- 7 mmol / liter,
- na de voeding 7-10 mmol / liter (onderzoek Amerika)
De nuchter bloedsuikerwaarde ‘s morgens is ongeveer 4 mmol / liter.
Na het nuttigen van een koolhydraathoudende maaltijd mag de bloedglucose stijgen tot
maximaal 10 mmol / l.
De piek ligt ongeveer 2 uur na de maaltijd.

NB: Op basis van een eenmalig geconstateerde afwijking in de bloedglucosewaarde mogen niet te veel consequenties mogen worden verbonden. Het is verstandig om de meting nog eens te herhalen op een ander tijdstip. Wel doorgeven aan verantwoordelijken !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

c. Het gegeven de bloedglucosewaarde wordt beïnvloed door het gebruik van maaltijden (koolhydraten) heeft consequenties voor de controle ervan. Daarom wordt, om een goed beeld ervan te krijgen, nogal eens een dagcurve uitgevoerd. Ga na wat dit inhoudt.

A

Een dag curve is een aantal metingen van de bloedsuikerwaarden over 24 uur .
Daarmee krijgt men inzicht van de wisselingen onder invloed van inname van
koolhydraten de bloedsuikerwaarden zijn om daarmee evt. een behandeling af
te stemmen.
Er zijn verschillende metingen, bijvoorbeeld de vier- en zevenpuntsmeting, dit
is afhankelijk van het aantal meting per etmaal. Daarom wordt eerst een
nuchtere bloedglucosewaarde bepaald.
Dit zal meestal rond 7 uur ’s ochtends zijn. Vervolgens wordt met regelmaat
elk uur voor een maaltijd en ongeveer 2 uur na een maaltijd de
bloedglucosewaarde bepaald.
Alles vat de zorgvrager nuttigt wat betreft voeding en drank moet vermeldt
worden schriftelijk.
Bovendien is het belangrijk dat de zorgvrager een, voor hem, normale
Activiteit gedurende de dag handhaaft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

a. Hoewel er diverse soorten bloedglucosemeters zijn, verschillen ze in het gebruik weinig van elkaar. Ga na wat de basisprincipes zijn van het werken met een elektronische bloedglucosemeter.

A
  • altijd nagaan of de meter geijkt of gecodeerd is op het doosje met strips dat erbij gebruikt wordt;
  • altijd voor gebruik van een onbekend apparaat de gebruiksaanwijzing lezen;
  • controleer de houdbaarheidsdatum van de teststrookjes;
  • doe de juiste hoeveelheid bloed op het teststrookje;
  • de juiste wachttijd in acht nemen (de duur verschilt per apparaat);
  • bij een onwaarschijnlijke uitslag de meting herhalen;
  • bij gebruik door één zorgvrager: het inwendige meetgedeelte met regelmaat reinigen.
    Bij gebruik door meerdere zorgvragers: het inwendige meetgedeelte na ieder gebruik
    reinigen;
    (geldt niet voor alle apparaten, dit zal in de gebruiksaanwijzing vermeld staan)
  • zorg voor een vaste, bij iedereen bekende, opbergplaats. Dit is nodig om als een
    zorgvrager onwel wordt snel een bloedglucosebepaling verricht
    moet worden. Het op dezelfde plaats bewaren van een extra batterij, lancetten en
    teststrookjes is om dezelfde reden verstandig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

b. Is het nodig om tijdens het uitvoeren van een bloedglucosebepaling handschoenen te dragen? Waarom wel of niet? Wel of niet steriele handschoenen gebruiken?

A

Het dragen van niet-steriele handschoenen is nodig om jezelf te beschermen tegen bloedcontact en dus mogelijk tegen infecties. Steriele handschoenen zijn dus overbodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

c. Welke maatregelen zijner nodig als een elektronische bloedglucosemeter voor verschillende zorgvragers tegelijk (denk aan gebruik op een verpleegafdeling) wordt gebruikt?

A

Zorg voor een goede hygiëne, zoals het schoonmaken van de meter en altijd nieuwe naalden in de prikpen.
Het inwendige meetgedeelte na ieder gebruik reinigen (geldt niet voor alle apparaten, dit zal in de gebruiksaanwijzing vermeld staan).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

a. De bloeddruppel die nodig is voor de meting wordt verkregen via een vingerprik: het betreft capillair bloed. Ga na wat dit betekent.

A

Capillair bloed: bloed uit capillairen, haarvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

b. Er zijn verschillende hulpmiddelen voor het zo gemakkelijk en pijnloos mogelijk verrichten van een vingerprik. Ga na welke hulpmiddelen er zijn.

A

Lancetten en autolancetten, let op:

                   - gebruiksgemak; 
                   - het vlot verkrijgen van een goede druppel;
                   - pijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

c. Tijdens het uitvoeren van de vingerprik doet zich een aantal momenten voor waarop je, dor onjuist te handelen, de meting kunt beïnvloeden.
Welk zijn dit? Beschrijf er minimaal 4 op.

A
  • onjuist instellen van bloedsuikerapparaat;
  • onjuist prikken, daardoor niet voldoende bloed verkrijgen;
  • stuwen van de vingers, beïnvloeding van bloedsuikerwaarde door vermenging van bloed en niet alleen uit de haarvaten;
  • onjuist aflezen van meting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly